4/ Beschouwingen bij "De psychologie van het Totalitarisme" van Mattias Desmet
Deel 1: Wetenschap en haar psychologische effecten - Hoofdstuk 3: De kunstmatige maatschappij
Inleiding van De Psychologie van het totalitarisme
Deel 1: Wetenschap en haar psychologische effecten:
hoofdstuk 1 Wetenschap en ideologie
hoofdstuk 2 Wetenschap en haar praktische toepassingen
hoofdstuk 3 De kunstmatige maatschappij
hoofdstuk 4 Het onmeetbare universum
hoofdstuk 5 Het verlangen naar een meester
Deel 2: Massavorming en totalitarisme:
hoofdstuk 6 De opkomst van de massa
hoofdstuk 7 De menners van de massa
hoofdstuk 8 Complot en ideologie
Deel 3: Voorbij het mechanistisch wereldbeeld:
hoofdstuk 9 Het dode versus het levende universum
hoofdstuk 10 Materie en geest
hoofdstuk 11 Wetenschap en waarheid
Alles in 1 e-book: https://bit.ly/3UwedUJ
hoofdstuk 3: De kunstmatige maatschappij
Hier vangt Desmet aan met de wetenschappelijke evolutie die volgde op de ontdekking van Galileo: bleek dat zijn wetenschappelijk model niet kon verklaren hoe de slingers toch niet steeds gehoorzaamden aan de door Galileo veronderstelde wetmatigheid, er waren afwijkingen in de slingertijd, en elke slinger kende zijn eigen specifieke afwijking. Hier wordt dan verwezen naar een kenmerk die de slingers bezitten, nl de 'deterministische onvoorspelbaarheid'.
Desmet schrijft: "De slinger van Galilei illustreert een universele wetmatigheid: logisch-rationele verklaringen van een natuurlijk fenomeen - hoe geslaagd ze ook zijn - maken altijd abstractie van dat fenomeen. Theoretische modellen vatten nooit alles, ze laten een onverklaarbare rest over. En die rest is niet zomaar een onbeduidende, toevallige vorm van ruis, zoals de mechanistische ideologie graag gelooft, ze is de essentie van het object, de levende component ervan."
Deze passage kan ik slechts ten dele onderschrijven: het is inderdaad zo dat er steeds een onverklaarbare rest blijft. Vanuit mijn psychoanalytische positie kan ik niet anders dan dit onderschrijven: er zal steeds een 'onzegbaar' stuk overblijven bij de mens als spreekwezen. En ook in de harde wetenschappen zal er steeds een onbegrepen en onverklaard deel resteren, doch men beschouwt dit niet steeds als ruis mijn inziens. Ik denk dat er een onderscheid kan gemaakt worden tussen onontgonnen terrein waarvan men weet dat daar nog meer onderzoek nodig is en terrein dat men (ten onrechte) als ruis aanziet. Het terrein dat men lang als ruis aanziet, kan ooit op een later moment wel weer aanleiding zijn voor een onderzoek hetwelk de ruis uitklaart, hopelijk. Om die reden kan men niet zomaar stellen dat 'de mechanistische" ideologie gelooft dat die 'rest' onbeduidende ruis is.
Daarnaast merken we dat de aanval op de stroman verdergezet werd, zoals in het vervolg van het boek ook nog zal blijken: nl dat de wetenschap, en niet de mens die hem hanteert, leidt tot een totalitaire staat volgens Desmet. Hier wordt de verkeerde 'agens' aangevallen. De wetenschap zelf is immers geen agens. Wetenschap an sich is ook geen bron van totalitarisme, zoals ook Vicky Iakovou stelt: “In order to bring these origins to light, she (Hannah Arendt) turns to the "subterranean stream of European history" (OT xv) in which the elements that crystallized into totalitarianism were hidden. But this turn does not imply that Arendt comprehends totalitarianism as the symptom of deeper trends or as the necessary logical outcome of pre-existing ideological currents. To the contrary, she claims: "What is unprecedented in totalitarianism is not primarily its ideological content, but the event of totalitarian domination itself." Hence her warning against "the tendency to simply equate totalitarianism with its elements and origins." [OT xv] Such equations obscure the novelty of the regime, by reducing it to the already known; they also imply that, far from belonging to the realm of contingency and unpredictability, history is the realm of necessity."
Hier lijkt Desmet alras 'de wetenschap zelf' te verlaten - wegens verdacht - waardoor het duidelijk wordt dat dit boek geen wetenschappelijk werk beoogt te zijn, het is eerder een politiek pamflet of essay dat zich bedient van wetenschappelijkheid teneinde ingang te doen vinden bij het brede publiek.
Net zoals in het boek van Sergei Chakotin, "The rape of the masses. The Psychology of Totalitarian Propaganda" (1940), waar Desmet héél stevig uit geleend lijkt te hebben zonder er naar te verwijzen, lijkt, vinden we in het vervolg van dit hoofdstuk dezelfde houding tegenover de wetenschappelijke vooruitgang, die - inderdaad - via haar kunstmatigheid leidt tot een verlies: een verlies van band met de natuur, het 'object' en elkaar. Desmet vervolgt via 'geprint vlees' en 'hoogtechnologische sekspoppen' welke zijn een voorbode zijn voor de transhumanistische nachtmerrie die hij verderop gaat ontvouwen, met de artificialiteit van de gedigitaliseerde communicatie. Laten we wel wezen, we zitten niet massaal te wachten op in laboratoria geprint vlees en digitale sekspoppen. Al lijkt Desmet, die hier op een heel mechanistische wijze redeneert (o ironie) hier de foutief veronderstelde rechtlijnigheid van de wetenschappelijke evolutie al even foutief verder rechtdoor te trekken, alsof omdat dergelijke evoluties mogelijk zijn als volgende stap, ze ook daadwerkelijk gaan volgen. Zijn zekerheid hieromtrent is werkelijk stuitend voor een onderzoeker die anderzijds terecht wijst op het onzekerheidsprincipe. Blijkbaar is Desmet zeker over niets, behalve over wat hij zelf in de toekomst projecteert. En nu we intussen al weer uit de corona-crisis zijn, valt te stellen dat de mensen een digitale moeheid m.b.t. online werken zijn gaan ontwikkelen. Het oorspronkelijke enthousiasme is er niet meer, de kans op een rechtlijnige verderzetting is klein.
Hierna volgt een correct stuk ontwikkelingspsychologie. Vanuit psychoanalytisch standpunt deel ik de stellingen van Desmet hier: het menselijke lichaam (van de zuigeling) interageert met vooralsnog onbegrepen interferenties met bv. het lichaam van de moeder, het lichaam van de zuigeling 'resoneert' met haar, 'trilt mee met haar trillingen', voelt (deels) wat ze denkt, zit als het ware in een symbiose met de moeder. Merk op dat ik 'deels' heb toegevoegd: het is opmerkelijk dat Desmet hier het fenomeen van de lacune, zo goed uitgewerkt door Lacan in die zin dat het onmogelijk is de ander totaal te kennen, lijkt te vergeten. Zeker gezien hij hierboven nog maar net uitlegde dat het onmogelijk is het 'object' totaal te kennen. Deze denkfout zet zich nog verder wanneer hij de interactie tussen volwassenen, zoals die plaatsvinden in zijn praktijk, omschrijft: "mensen die met elkaar spreken, voelen elkaar haarscherp aan op basis van de geringste wijzigingen in intonatie, stemtimbre, lichaamshouding, spraaktempo, enzovoort. Ze vormen, net zoals zwermende spreeuwen, als het ware één organisme". We krijgen hier in de daaropvolgende zinnen nog een eulogie over het elkaar volmaakt aanvoelen. Deze stelling kan ik vanuit de praktijk allerminst omschrijven, net vanuit dezelfde Lacaniaanse idee van de lacune, het 'tekort'. Desmet omschrijft de menselijke interactie hier alsof er geen 'tekort' is binnen de menselijke interactie: een elkaar bij momenten niet verstaan, niet horen, niet begrijpen, verkeerd begrijpen... Wat Desmet omschrijft voelt eerder aan als een symbiotische natte droom over een elkaar totaal voelen en kennen binnen de interactie, iets wat Lacan eerder omschrijven als een psychotische waan. Iedere Lacaniaan gaat er van uit dat er een subject is, een object (het tekort) en een ander. Desmet, zelf professor psychoanalyse gevormd in de Lacaniaanse leer lijkt dit 'objet a' uit Lacans "Les Quatre Concepts Fondamentaux", het befaamde 11e seminarie, hier uit het oog verloren te zijn.
Verderop treffen we wel weer psychoanalyse, gelukkig maar... waar Desmet schrijft over de onzekerheid van de menselijke ervaring dewelke leidt tot vragen als "hoe kan ik goed doen voor de Ander?", "Ziet hij me graag?", "Beteken ik iets voor hem?", "Wat wil hij van mij". Deze laatste vraag is een verwijzing naar Lacans "Ché vuoi", positie op de Graphe du désir dewelke hij in zijn vorige boek besprak. Men kan dus vermoeden dat de opbouw van deze beknopte ontwikkelingspsychologie in dit hoofdstuk opgehangen zal zijn aan de Graphe. Indien we terugblikken zien we dat er inderdaad eerst verwezen werd naar de 'onderste étage' van de Graphe, daar waar het kind tracht een invulling te geven aan het in de Ander veronderstelde tekort (hetwelk opmerkelijkerwijs vergeten werd door Desmet). Op het punt waar in de Graphe de vraag 'Ché vuoi' gesteld wordt, ontmoet men de vraag hoe men zich tot zijn verlangen en z'n behoeften gaat verhouden, het is ook het punt waar we de 'frustratie' ontmoeten. De frustratie (de Ander niet geheel te vatten, noch zichzelf, noch z'n behoeften en driften) mondt eventueel uit in een drang tot controle. Een ander alternatief is dat men de zogeheten 'limitering van het verlangen' ervaart en zich daar naar schikt, in meer psychoanalytische termen: 'de castratie'. Mensen reageren hier verschillend op: ze 'onderwerpen' zich (conformeren), zijn opstandig, willen controle over de ander, zijn achterdochtig,... Desmet kiest er echter voor slechts één van deze paden te volgen en kiest de drang tot controle, de neiging de ander op afstand te houden, het zoeken naar veiligheid. Los van het feit dat de huidhonger en knaldrang tijdens corona zo welig tierden, ziet Desmet hier toch een grote drang naar segmentering, afscheiding, isolatie, veiligheid, controle... om dan de kaart te trekken van het 'geatomiseerde subject' dat hier zou ontstaan... mochten we inderdaad allen rechtlijnig de evolutie verderzetten en gewoon meer digitale contacten opzoeken, quod non.
Hierna krijgen we zicht op de nachtmerries die Desmet wel moet hebben 's nachts: we lezen over de mogelijkheid van het kweken van een koe in een kunstmatige plastic baarmoeder. Een beetje zoals in The Matrix, waarin mensen gekweekt worden in kuipen met organisch vocht, aangesloten via darmen en kabels... ziet Desmet deze dystopische nachtmerrie die vooreerst nog een mogelijkheid is eensklaps bewaarheid worden. "The Bottling Room is minder ver weg dan we denken. Het enige dat nog nodig is om een maatschappij die gegrepen is door de mechanistische ideologie daartoe te overhalen, is een batterij 'experts' die dagelijks met statistieken en cijfertjes in het journaal komen aantonen dat kunstmatige baarmoeders de foetus een paar procent beter beschermen tegen allerhande virussen en andere creaturen die in het levende moederlichaam aanwezig zijn." Wat we hier zien is dat er van een eventuele mogelijkheid - omdat men eens een koe in een zak gekweekt heeft - geheel blind rechtdoor geredeneerd wordt alsof de mechanistische machine gewoon gedachteloos voortdendert op zichzelf, zonder dat er mensen zijn die de machine op een ander spoor kunnen zetten (de mens als agens i.p.v. de wetenschap zelf). Deze mogelijkheid wordt hier gewoon een zekerheid voor Desmet: de transhumanistische nachtmerrie wordt voor hem gewoon bewaarheid in een der volgende stappen... Hierna volgt nog een stroman-argument: "Binnen die logica is wie voor natuurlijke zwangerschap kiest een kind onwaardig - hij stelt het al voor zijn geboorte bloot aan onnodige risico's." Merkt de tegenwoordige tijd in de zin op, het gaat hier niet meer over redeneren over wat mogelijk zou kunnen zijn en zich misschien gaat universaliseren: voor Desmet is het al quasi universeel. En tegelijk zal de mens volgens hem - met zekerheid - zo gaan oordelen, omdat we streven naar "de ideale maatschappij". De instituten die zich graag bezig houden met de maatschappij van de toekomst worden hier wel nog even aangestipt als 'agens' in zijn totalitaire nachtmerrie, doch dit wordt in het vervolg van het boek (en eigenlijk ervoor ook) niet meer in rekening gebracht. Nogmaals: het zijn instituten, regeringen, partijen,... die volgens Hannah Arendt de totalitaire staat installeren, en zich daarbij bedienen van wetenschap, het is niet de wetenschap zelf die dit doet. Desmet vergist zich van vijand. Niet de wetenschap is de vijand, wel de partijen die de wetenschap misbruiken. Het feit dat hij zich van vijand vergist illustreert hij ook door gewillig als “wetenschappelijke legitimatie” opgevoerd te worden door Alex Jones, of door politieke partijen te adviseren hoe ze hun angstnarratief het beste verkopen, terwijl hij daar een rant (tirade) tegen de wetenschap als 'agens' en z'n schadelijke gevolgen houdt... hij illustreert daar eigenlijk perfect wat Hannah Arendt bedoelt terwijl hij dus eigenlijk net bezig is met de legitimatie van net deze 'instituten' die het totalitarisme zouden kunnen installeren. O ironie...
Verderop lezen we nog hoe Desmet meerder schadelijke gevolgen van een te mechanistisch denken anekdotisch illustreert: transhumanisme, ingeplante microchips die ons taalloos laten communiceren, dan plots PFAS-verbindingen die beschavingsziekten in het leven roepen. Hij stelt pertinente vragen en geeft pertinente antwoorden over hoe het zo ver is kunnen komen: namelijk de idee dat we op krediet leven, dat het gemak tegen een prijs komt, dat we leven in de illusie dat we de ongemakken van het leven weg kunnen nemen zonder onszelf als mens in vraag te moeten stellen. Al passen dergelijke vragen eerder binnen een neoliberale kapitalistische ideologie dan binnen een mechanistisch wetenschapsparadigma. Merk op dat ik hier een onderscheid maak tussen enerzijds een 'ideologie', welke sturing geeft aan wat een mens beoogt met de wetenschap, en anderzijds een 'paradigma', welke de bril vormt waardoor men het wetenschapsbedrijf beschouwt. Desmet gooit deze termen 'ideologie' en 'paradigma' allengs op een hoop in zijn boek, wat past binnen de poging om de mens als agens, die gedreven door een ideologie een bepaald wetenschapsparadigma hanteert, weg te schrijven en te vervangen door De Wetenschap zelf als agens.
Desmet schrijft (niet letterlijk, maar hier komt het op neer) in dit hoofdstuk nog dat de Verlichtingsidee als kiem een der oorzaken van het ontluikende totalitarisme vormde doordat de mensen een naïef geloof had dat men vanuit een wetenschappelijke theorie een ideale mens en maatschappij kan voortbrengen. "Het is op dit niveau dat we samen met Hannah Arendt de grondstroom van het totalitarisme situeren: een naïef geloof dat men vanuit een wetenschappelijke theorie een ideale mens en maatschappij kan voortbrengen". De auteur verwijst naar de versie uit 1951 van "Origins of Totalitarianism" van H. Arendt, pg507, doch op deze pagina is een dergelijke frasering geheel niet te vinden, noch inhoud die er verband mee houdt.
Het is niet duidelijk welke versie van Origins of Totalitarianism van Arendt Desmet gebruikt. Hij verwijst naar de “Penguin Books” versie, uitgegeven in 1951. De eerste uitgave in 1951 heette oorspronkelijk The Burden of our Time. In 1951 werd het boek heruitgegeven door Schocken books. Er bestaat een Penguin versie uit 1951 en een Penguin Classics uitgave uit 2017.
In de Penguin Books versie van 1951 treffen we dit:
In de Penguin Classics heruitgave van het boek van 1951, heruitgegeven in 2017, treffen we dit:
Anderzijds is het interessant te kijken hoe Desmet een leep trucje gebruikt: ziehier zijn stelling :
"Totalitarisme, zo stelt Hannah Arendt, is uiteindelijk gewoon het logische verlengstuk van de veralgemeende obsessie met wetenschap, het geloof in een artificieel gecreëerd paradijs"
tot daar Desmet. Dan echter laat hij de zin doorlopen en plaatst er een dubbelpunt achter, en daarna een citaat uit The Origins of Totalitarianism van Arendt:
" : Science has become an idol that wil magically cure the evils of existence and transform the nature of man".
Op die manier lijkt het alsof Arendt dit gezegd heeft. Echter... het betreft een citaat van Voegelin waar Hannah naar verwijst. Desmet geeft in voetnoot wel een verwijzing naar Voegelin, maar hierdoor lijkt het wel of het van Arendt komt, of minstens dat ze hiermee instemt. Het volledige citaat:
"Scientificality of mass propaganda has indeed been so universally employed in modern politics that it has been interpreted as a more general sign of that obsession with science which has characterized the Western world since the rise of mathematics and physics in the sixteenth century; thus totalitarianism appears to be only the last stage in a process during which "science [has become] an idol that will magically cure the evils of existence and transform the nature of man." And there was, indeed, an early connection between scientificality and the rise of the masses."
Laat het nu zo zijn dat Hannah Arendt hier nu net niet mee akkoord is. Wanneer men het vervolg ook wil lezen:
" "Scientism" in politics still presupposes that human welfare is its object, a concept which is utterly alien to totalitarianism."
Op deze wijze schuift hij zijn stelling naar voor alsof het er eigenlijk één van Arendt is, terwijl Arendt eigenlijk net het tegenovergestelde beweert als Desmet. Zij ziet het totalitarisme niet als een product of symptoom van wetenschap. Dat zou veronderstellen dat "wetenschap" een handelend agens is. We zien Desmet hier weer bezig met ombuigen tot het in zijn narratief past.
Desmet is hier niet wetenschappelijk integer, doet aan cherrypicking teneinde een tegenovergestelde boodschap als die van Hannah Arendt te legitimeren op autoriteit van Arendt zelf.
Besluit hoofdstuk 3:
We worden hier geconfronteerd met enkele 'ombuigingen': wetenschap die een 'totaal' weten zou menen te proberen nastreven, de omissie van de lacune, het kiezen van een enkelvoudig pad in de ontwikkelingspsychologie, de foutieve aanname dat wetenschap functioneert als een mechanische machine die 'rechtdoor' evolueert, de ombuiging van een vrees naar een zekerheid dat de transhumanistische nachtmerrie bewaarheid wordt, het foutief voorstellen van de wetenschap als agens i.p.v. middel, het op één hoop gooien van ideologie en paradigma, de aanname dat wetenschap de mensheid vorm geeft en niet 'de instituten' die zich er van bedienen en de wetenschap politiseren, de foutieve aanname dat Hannah Arendt wetenschap(sidealen) aanziet als de oorzaak van totalitarisme.