11/ Beschouwingen bij "De psychologie van het Totalitarisme" van Mattias Desmet
Deel 3 - Voorbij het mechanistisch wereldbeeld - hoofdstuk 10: Materie en geest
Inleiding van De Psychologie van het totalitarisme
Deel 1: Wetenschap en haar psychologische effecten:
hoofdstuk 1 Wetenschap en ideologie
hoofdstuk 2 Wetenschap en haar praktische toepassingen
hoofdstuk 3 De kunstmatige maatschappij
hoofdstuk 4 Het onmeetbare universum
hoofdstuk 5 Het verlangen naar een meester
Deel 2: Massavorming en totalitarisme:
hoofdstuk 6 De opkomst van de massa
hoofdstuk 7 De menners van de massa
hoofdstuk 8 Complot en ideologie
Deel 3: Voorbij het mechanistisch wereldbeeld:
hoofdstuk 9 Het dode versus het levende universum
hoofdstuk 10 Materie en geest
hoofdstuk 11 Wetenschap en waarheid
Alles in 1 e-book: https://bit.ly/3UwedUJ
In het vorige hoofdstuk 9 lazen we hoe Desmet een vitalistische ideologie ( in tegenstelling tot een vitalistische filosofie) naar voor schuift teneinde met een andere blik de wereld om ons heen anders te beschouwen, er op een andere wijze kennis over op te doen. Deze ideologie lijkt voornamelijk spiritueel-religieus te zijn qua inspiratie, al rest de vraag waarom er dan dient geleund te worden op wetenschap… Of toont Desmet zoals een gamemaster de cracks in reality om zo mensen aan te sporen tot JAQing off door een alles-vergruizende twijfel…
Hoofdstuk 10: Materie en geest
We lezen even mee met Mattias Desmet en voegen onderweg bemerkingen toe.
De eerste basisveronderstelling van het mechanistisch-materialistisch wereldbeeld waarin we volgens Desmet gevangen zitten, is “dat het universum een machinaal-mechanistisch gegeven is dat volledig logisch begrepen kan worden”. Hierop bouwt Desmet verder en stelt hij de tweede assumptie van mechanistisch materialisme aan de kaak: “alles van de orde van het bewustzijn en het psychische is een gevolg van het materiële – matter over mind: de materie primeert op de geest.’
Het klopt inderdaad dat de geest de materie als noodzakelijke mogelijkheidsvoorwaarde heeft, wat anderzijds dan weer niet wil zeggen dat de materie de enige noodzakelijke voorwaarde is. Immers zonder de materie van de hersenen zou er geen menselijke geest zijn, anderzijds is het niet algemeen aangenomen dat deze materie de enige voorwaarde is: de cognitieve geestelijke vermogens, taal en de mogelijkheid tot zelfreflectie genereren een transcendent bewustzijn.
Desmet: “Het hedendaagse publieke discours vertoont een bepaalde dubbelheid als het over de psychische dimensie van het menszijn gaat. Aan de ene kant vindt men psychisch welzijn van cruciaal belang, (…) Maar aan de andere kant is de wereld nog altijd stevig in de greep van het mechanistisch mens- en wereldbeeld (…). Misschien zelfs steviger dan ooit. Binnen die ideologie wordt alles van de orde van het bewustzijn en de psychische ervaring uiteindelijk gezien als een onbetekenend bijproduct van de biochemie van de hersenen.”
Bemerking: Voor de publieke opinie kan dat inderdaad kloppen, al is de insteek daar eerder een afgeleide van het mechanistische denken en komt het vooral voort uit een soort van gemakzucht: het liefst van al wensen de mensen een eenvoudige oplossing of een wonderpilletje… een chemische oplossing met effecten op de geest. En karikaturaal gesproken klopt dat ook wel een klein beetje voor de wereld van de geestelijke gezondheidszorg: er zijn psychiatrische / therapeutische strekkingen die zo denken, doch dit is geenszins veralgemeenbaar. De gedragstherapeuten die men soms karikaturaal verwijt zo te denken denken zijn niet eens in de meerderheid in Vlaanderen.
Ten andere: “In neuroscience, much has been learned about correlations between brain activity and subjective, conscious experiences. Many suggest that neuroscience will ultimately explain consciousness: "...consciousness is a biological process that will eventually be explained in terms of molecular signaling pathways used by interacting populations of nerve cells..." However, this view has been criticized because consciousness has yet to be shown to be a process, and the "hard problem" of relating consciousness directly to brain activity remains elusive.” (Jonathan Shear (ed.). Explaining Consciousness: The Hard Problem. MIT Press. p. 109) (https://en.wikipedia.org/wiki/Mind-body_problem). Hier en daar bestaat de hoop op een soortgelijke neurobiologische verklaring (die makkelijke oplossingen aan kan reiken), doch hier bestaat ook felle kritiek op wegens vermoedelijk fundamenteel onhaalbaar, zoals ook Desmet bepleit, al is hij ver van de enige.
Desmet: De mens zijn complete subjectieve ervaringswereld (…) wordt herleid tot een gevolg van elementaire deeltjes in zijn hersenen die volgens de wetmatigheden van de mechanica op elkaar inwerken. Het is duidelijk dat een dergelijke visie op de zaken elke psychologische benadering van het leven (…) als een vorm van irrationaliteit moet zien.
Bemerking: Wie doet dit volgens Desmet? Ik ken amper tot geen mensen die zo denken, laat staan psychologen.
Desmet: “En aan elke therapeutische toepassing van dergelijke denkkaders kan op zijn best de waarde van een tijdelijk lapmiddel worden toegekend, wat gepruts in de marge dat eventueel getolereerd kan worden tot een echte, biologische behandeling ontdekt wordt die de echte, biologische oorzaak van menselijk lijden aanpakt.”
Bemerking: Is dat de reden waarom patiënten in therapie gaan of coaches opzoeken, … ? Er bestaat inderdaad een strekking die zo denkt, een harde ‘neurologische strekking’ binnen de wereld van de geestelijke gezondheidszorg. Maar zoals Desmet ook in andere hoofdstukken heel vlot uitzonderingen als regel voorstelt, dient ook hier te worden opgemerkt dat dit niet veralgemeenbaar is. Desmet maakt hier een karikatuur van het hedendaagse denken over de geest en het psychische. Psychoanalyse geeft net een heel prominente plaats aan het irrationele in de mens, ook systeemtherapie en experiëntiële therapie doen dit, 3 van de 4 erkende therapeutische stromingen in ons land. Beleidsmakers zijn helaas minder goed op de hoogte hieromtrent, dat klopt. Dat blijft soms een hindernis in de uitbouw van een geestelijke gezondheidszorg die meer op maat is van de mens.
Desmet: “Binnen een dergelijk wereldbeeld gaat men impliciet of expliciet uit van een hiërarchie in de wetenschappen. Het meest fundamentele niveau is dat van de fysica, van de mechanistische interacties tussen de elementaire deeltjes, en al de rest vloeit daar eigenlijk uit voort. De fysica bepaalt de anorganische chemie; die bepaald op zijn beurt de organische chemie en die bepaalt de fysiologie, die dan de anatomie en de psychologie bepaald. De psychologie bepaalt dan de economie, politiek en sociologie (zie figuur). “Uiteindelijk is alles dus te herleiden tot fysica en chemie. Hoe wijdverspreid dit wereldbeeld ook is en hoe overtuigend het in al zijn simpliciteit ook kan zijn, de wetenschap heeft het eigenlijk achterhaald.”
Bemerking: Door eerst een wat simplistische stroman-redenering op te zetten over hoe de wetenschap zou werken, lijkt het alsof de wetenschap geheel en al ‘simpel’ is en weinig doordacht, terwijl heel wat grote geesten zich reeds over dit thema gebogen hebben en de relatie tussen de wetenschapsdomeinen intussen heel anders denken. Zoals in het vorige hoofdstuk reeds aangehaald, merken we dat Desmet de foute interpretatie die aan het Aristoteliaanse begrip αἰτία kleeft hanteert. In de Engelstalige studies van de filosofie van Aristoteles wordt het woord cause (oorzaak) gebruikt als een gespecialiseerde technische term voor de vertaling van Aristoteles' term αἰτία, waarmee Aristoteles "verklaring" of "antwoord op een 'waarom'-vraag" bedoelde, en niet oorzaak.
Het gaat hier dus niet om oorzaken maar verklaringen.[1] Zelfs in de tijd van Aristoteles dacht men dus niet zoals Desmet hier pretendeert dat men heden denkt, waarom zou men dat nu exclusief zo gaan denken?
Met Robert M. Pirsigs ‘Lila of onderzoek naar waarde’ in de hand zou men het eerder als volgt kunnen stellen: het onderliggende niveau biedt een verklaring in die zin dat het een noodzakelijke mogelijkheidsvoorwaarde betreft voor het bovenliggende niveau. Zonder materie is er geen biologie, zonder biologie is er geen geest, zonder geest in de mens is er geen economie. Eenvoudig gesteld: wanneer ik een steen neem en daarmee een ruit insla, dan heeft dat én een materiële oorzaak (materie biedt vorm aan mijn lichaam en aan die steen) én een biologische oorzaak (mijn spieren zijn organisch), én een psychisch/morele oorzaak (mijn wil om dat te doen). Maar de feitelijke veroorzaker ben ik dan wel zelf. Een dergelijk eenvoudig verklaringsmodel zoals Desmet aanbrengt in zijn figuur is inderdaad te simplistisch voor woorden en is inderdaad achterhaald. Benieuwd waarom hij dan beweert dan het nog zo heel gangbaar zou zijn?
Desmet: “Hoe wijdverspreid dit wereldbeeld ook is en hoe overtuigend het in al zijn simpliciteit ook kan zijn, de wetenschap heeft het eigenlijk achterhaald. Ten eerste toonde de kwantummechanica, als wetenschap van de elementaire materiële deeltjes, dat het geen steek houdt om het niveau van het bewustzijn volledig te proberen verklaren op basis van het materiële niveau.”
Bemerking: Dat klopt, daarom doet men dat ook niet. En hoewel kwantummechanica wel interessant is om onze (psychologische, Symbolisch-Imaginaire) relatie tot de geobserveerde materiële microscopische en macroscopische wereld mee te gaan (her)denken, houdt niet echt steek om processen vanuit de kwantummechanica over te hevelen naar het denken over het psychische.
Desmet: “Elementaire deeltjes worden tot op zekere hoogte namelijk zelf bepaald door het niveau van het bewustzijn, bijvoorbeeld door de mentale act van het waarnemen tijdens experimenten. Hoe onvoorstelbaar dit ook mag zijn, hetzelfde deeltje blijkt bijvoorbeeld, als twee mensen het tezelfdertijd observeren, op twee plaatsen tegelijk te kunnen zijn.”
Bemerking: De waarneming van deze deeltjes wordt tot op zekere hoogte bepaald door het niveau van bewustzijn, niet de werkelijke plaats van de deeltjes. Het instorten van de golffunctie maakt dat we een tijdelijke ‘bevroren’ situatie meten van een atoom met een trillende toestand… (dat misschien wel zo snel trilt dat het lijkt of het op 2 plaatsen tegelijk is). Net zoals het boek van de natuur geschreven is in de taal van de wiskunde, niet de natuur zelf.
“En niet alleen de momentane lokalisatie van het deeltje wordt bepaald door de observatie, maar ook het volledige traject dat in de miljarden jaren voorafgaand aan het moment van de observatie erdoor werd afgelegd. Het is pas op het moment van de observatie dat bepaald wordt welk traject het in zijn verleden heeft afgelegd.”
Bemerking: Dat is op zich niet zo spectaculair als het lijkt: niet alle atomen bewegen eindeloos door de ruimte. Velen zitten eeuwenlang op dezelfde plaats, gevangen in een brok materie die ergens de hele tijd onbeweeglijk ligt… Waardoor hunsamenstellende elementen in hun trillingstoestand de hele tijd ter plekke trillen en hooguit een rondje rond zichzelf draaien of rond een kern …Al is dat “ter plekke” ook relatief gezien onze aarde ook roteert om de zon, en ons zonnestelsel ook rondzweeft in de eindeloze ruimte…
Desmet: “Die inzichten zijn dermate in strijd met de manier waarop we tijd, ruimte en materie ervaren en menen te kunnen begrijpen, dat de menselijke geest er nauwelijks vat op krijgt. Niels Bohr verwoordde het bevreemdende van de observaties van de kwantummechanica als volgt: “Anyone who is not shocked by quantum theory has not understood it.”
Bemerking: We leren hier voornamelijk uit dat we als observator een grote invloed hebben op het geobserveerde (Lacaniaans gesteld: de betekenaar, en niet het betekende, of nog: het Symbolisch-Imaginaire, niet het Reële), dat onze hypotheses waarmee we tot een wijze van meten komen invloed hebben op onze meting en zodoende onze conclusies. Een fenomeen dat ook reeds langer bekend is uit de antropologische studies waarbij men ontdekte tot een andere observatie te komen naargelang men participeerde in de bevolkingsgroep of niet. Bij bevolkingsgroepen oefenen we ook weldegelijk invloed uit: de groepsdynamieken veranderen, soms blijven er sporen bestaan in de herinnering, de groep beïnvloedt de observator… bij materie ligt die beïnvloeding door de observerende interventie wel anders. Wanneer ik naar een steen kijk zie ik een steen en dat is het, die steen gaat niet bewegen door onze blik. Maar wanneer ik door gespecialiseerde toestellen een glimp wens op te vangen krijg ik observatie-data die door een toestel is gegenereerd, en die ik moet interpreteren. Ik zie het feitelijke object niet, en kan het ook niet wezenlijk veranderen met mijn observatie, de situering van partiële observatie echter kan variëren naargelang tijdstip en observatie-positie, enz wanneer men een glimp van een vacillerend atoom wil registreren.
Desmet: “We zien dus dat de daarnet vooropgestelde hiërarchie in de wetenschappen, waarbij het materiële, het niveau van de fysica, het niveau van de psychologie bepaalt, niet algemeen geldig is: de mens als psychisch wezen bepaalt ook het niveau van de materiële objecten. We moeten dus op zijn minst uitgaan van een wederzijdse beïnvloeding of circulaire causaliteit tussen bewustzijn en materie.”
Bemerking: Dit klopt, ten dele: circulaire causaliteit is reeds een ‘oud concept’: zo suggereerde Aristoteles eerst een wederkerige of circulaire causaliteit als een relatie van wederzijdse afhankelijkheid of actie of invloed van oorzaak en gevolg. Aristoteles gaf ten andere ook aan dat hetzelfde ding de oorzaak kan zijn van tegengestelde effecten, zijn aan- en afwezigheid kan resulteren in verschillende uitkomsten. Deze term is veelvuldig gebruikt geweest door Kant en Hume in hun metafysische bespiegelingen. Doch deze sloegen niet de weg in de van circulaire causaliteit tussen bewustzijn en materie. “Walter J. Freeman, bioloog, theoretisch neurowetenschapper en filosoof, suggereert dat het verklaren van de interactie tussen lichaam en geest in termen van "circulaire causaliteit" relevanter is dan lineaire causaliteit.” (https://en.wikipedia.org/wiki/Mind-body_problem)
Walter Freeman, with his usual originality, suggest that we may be looking at the whole thing in completely the wrong way when we ask whether consciousness causes or is caused by neural activity. He suggests that circular causation is a more relevant concept in this regard than linear causation. Consciousness and neural activity are certainly interdependent, but it is impossible in principle to say that either causes the other. Thus the whole concept of consciousness as agent is simply a misreading of the true situation. Through readings in physics and philosophy, we learned the concept of circular causality, which invokes hierarchical interactions of immense numbers of semiautonomous elements such as neurons, which form nonlinear systems. These exchanges lead to the formation of macroscopic population dynamics that shapes the pattern of activity of the contributing individuals. Circular causality departs so strongly from the classical tenets of necessity, invariance, and precise temporal order that the only reason to call it that is to satisfy the human habitual need for causes. The most subtle shift is the disappearance of agency, which is equivalent to loss of Aristotle's efficient cause. The very strong appeal of agency to explain events may come from the subjective experience of cause and effect that develops early in human life, before the acquisition of language . The question I raise here is whether brains share this property with other material objects in the world. The answer I propose is that assignment of cause and effect to one's self and to others having self-awareness is entirely appropriate, but that investing insensate objects with causation is comparable to investing them with teleology and soul. [Walter J Freeman (2009). "Consciousness, intentionality and causality". In Susan Pockett; WP Banks; Shaun Gallagher. Does Consciousness Cause Behavior?. MIT Press. pp. 4–5, 88–90. ISBN 0262512572. ]
Echter, ook circulaire causaliteit is zondanig sterk afhankelijk van noodzaak (de noodzakelijke mogelijkheidsvoorwaarde), invariatie en precieze temporele volgorde dat het concept uiteindelijk meer naar ‘lineaire’ causaliteit neigt dan Desmet mogelijk wenselijk acht. Deze lineaire en circulaire causaliteit vullen elkaar aan in een begrip van de wereld dat nog stééds stoelt op '(mechanische) temporele sequensen. Het lost het probleem van het causale denken niet op, dat blijft steeds aanwezig, want ook met circulaire causaliteit blijft “dat het universum een machinaal-mechanistisch gegeven is dat volledig logisch begrepen kan worden”…
Bemerking: Wat het nut van de circulaire causaliteit voor het mind-matter (of mind-body)-vraagstuk betreft… Walter J. Freeman stelt zich de vraag of de materie van de hersenen vergelijkbaar is met andere materie. Hij reikt het antwoord aan dat het toepassen van redeneringen van oorzaak en gevolg op wezens met zelfbewustzijn volledig toepasselijk is, maar dat het ‘investeren’ van ongevoelige objecten met ‘causatie’ (verklaring, veroorzaking) vergelijkbaar is met ze investeren met een doelmatigheid (teleologie) en een ziel.
Binnen de systeemtherapie, een psychotherapeutische behandelvorm, is deze term ‘circulaire causaliteit’ ook gangbaar en wordt deze gebruikt om te wijzen op het feit dat mensen in groepen elkaar en de groep beïnvloeden door hun wederzijdse afhankelijkheid: men kan als gezinslid invloed hebben op een gezin, en dat gezin en z’n dynamiek hebben dan weer invloed op jou… Maar dit is een term uit de therapie-wereld, waar men het over mensen heeft.
Ik stel me ook de vraag of circulaire causatie, zoals door Desmet gedacht ook de volgorde van de lagen van de gebruikelijke ‘wetenschappelijke niveaus’ respecteert? Ik kan mentaal de overweging maken een steen door een raam te keilen en dan heeft mijn psychisme impact op de materie rondom mezelf (psychologie→fysica), doch niet onbemiddeld of rechtstreeks zoals in Desmet zijn schema. Eerder door de omweg in de andere richting te nemen… Door de mogelijkheidsvoorwaarden gecreëerd door deze hiërarchische ordening van niveaus ontstaat de noodzaak ‘de trap’ op te gaan of af te gaan, alle tussenstappen respecterend. Ik denk aan een steen die ik door een raam wil gooien en hierbij spelen allerhande materiële en niet-materiële processen een rol. Doorheen hersenstructuren en chemische stoffen zoals hormonen (die eigenlijk ook natuurlijke stoffen zijn, doch benoemd in een ‘chemische taal’), zendt mijn immateriële geest die ingebed is in zijn noodzakelijke hersenmaterie een signaal naar zenuwen en spieren, stuurt het bloedvaten aan, richt ik mijn blik en nadien actie op een steen, gebruikt ik nog andere spieren en sensoren en zenuwen en wat nog meer om die steen door de ruit te gooien. Via de geest doorheen de biologische materialiteit van het lichaam naar het anorganische van de steen en de ruit. Hier worden de niveaus in hun volgorde gerespecteerd. Of grotendeels, ‘de blik’ ontsnapt daaraan: het zien van (de ruit van) dat specifieke huis kan me een emotie geven, die ik dan voel doordat/waardoor chemische en andere processen doorheen mijn lijf razen. Er is een vermoeden dat me zegt dat Desmet deze volgorde van hiërarchieën die voortkomen uit de invariate noodzakelijkheidsvoorwaarden - welke temporeel-sequentieel doorlopen dienen te worden - niet in gedachten heeft. Want hoe het hier geformuleerd wordt door Desmet (We moeten dus op zijn minst uitgaan van een wederzijdse beïnvloeding of circulaire causaliteit tussen bewustzijn en materie.) lijkt het wel iets magisch, alsof onze geest rechtstreekse invloed heeft op materie…
En wat bedoelt hij met ‘op zijn minst’? What’s next? Levitatie, telekinese, teleportatie? Dit soort mind-mater-denken met circulaire causaliteit en kwantumdenken, doet me ook denken aan de vraag van kwantum-new-agers of een boom die valt in een bos zonder dat iemand er bij is wel geluid maakt… want als er niemand is om die boom te horen vallen… dan…
Zoals Desmet het formuleert neigt hij toch naar die new-age-richting…
Desmet: “De grondleggers van de kwantummechanica gingen echter een stuk verder en beschouwden het materiële als wezenlijk van de orde van het bewustzijn: “In fact the smallest units of matter are not physical objects in the ordinary sense, they are forms, ideas.” Ook de logisch-positivistische filosoof Bertrand Russel was trouwens van dezelfde mening toegedaan: “All our data, both in physics and psychology, are subject to psychological causal laws.”
Bemerking: Inderdaad, data. Data, zoals het boek van de natuur data is, en niet de natuur zelf. Wat de ‘smallest units of matter’ betreft: dat zijn geen zaken die men feitelijk kan waarnemen. Dat gaat over het formuleren van hypotheses over hoe men die kleinste sub-atomaire deeltjes zou kunnen waarnemen, waarna men die tracht uit te voeren om deze partikels te meten. Dat geeft data die door een meettoestel gegenereerd worden en die later een eerst nog te interpreteren betekenis krijgen. In dat opzicht weet men eigenlijk niet wat men ziet en meet en is alles wat men erover kan zeggen derhalve slechts een psychologisch (of juister: Symbolisch-Imaginair) construct over de zichtbare cijfertjes en prints van toestellen… Wanneer men dus zegt: “In fact the smallest units of matter are not physical objects in the ordinary sense, they are forms, ideas”, dan bedoelt men dat men er eigenlijk niet meer over kan communiceren aan de Ander dan wat representeerbaar is door vormen (Imaginair) en ideeën (Symbolisch).
Desmet: “Het mechanistisch wereldbeeld is volledig gefundeerd op de idee van materiële deeltjes als solide, absolute, “objectieve” gegevens, waaruit men al de rest kan afleiden. De kwantummechanica toont ons dus iets radicaal anders. Hoe fijnmaziger men de materie onderzoekt, hoe meer de act van het observeren zelf de waarnemingen beïnvloedt en hoe subjectiever de waarneming wordt.”
Bemerking: We merken op dat Desmet het hier deze keer duidelijk over de waarneming heeft, wat m.i. correct is. Op de meeste andere plaatsen in zijn boek gaat het over het waargenomene of is dat minstens niet duidelijk geëxpliciteerd.
Bemerking: Dat is inderdaad het geval wanneer men dingen die men nauwelijks kan onderscheiden met gespecialiseerde apparatuur en waarbij de benadering van het object vaak heel hypothetisch is. Wanneer men dan probeert te omschrijven wat men nauwelijks kan begrijpen en wat niet gauw verband toont met de ons bekende zichtbare en hanteerbare wereld, moeten we op zoek naar een speciaal soort taal om te omschrijven wat we waarnamen.
Desmet: “Volledig in lijn met het onzekerheidsprincipe van Heisenberg kunnen we daarom stellen dat de materie – die ooit als het rotsvaste fundament van het mechanistisch materialisme werd beschouwd – in wezen een subjectief fenomeen blijkt te zijn. Wat is materie eigenlijk? Niemand die het weet.
Bemerking: Hier kunnen we het een beetje eens zijn doch grotendeels niet, aangezien deze zin toch meer in de richting ligt van new-age-interpretaties. M.i. zou de zin correcter geweest zijn mocht Desmet geschreven hebben: “Volledig in lijn met het onzekerheidsprincipe van Heisenberg kunnen we daarom stellen dat de wijze waarop we kennis opdoen over materie en hoe we ons een mentaal construct maken van de ex-sisterende (buiten ons op staande) materie an sich – die ooit als het rotsvaste fundament van het mechanistisch materialisme werd beschouwd – in wezen een subjectief fenomeen blijkt te zijn.”
Desmet: “Een volledig begrip van de materialiteit van de hersenen zal de verschillende wetenschapsdomeinen dus nooit leiden tot een volledig begrip van het bewustzijn. Elke bestudering van de hersenen, als materiële basis van het bewustzijn, stuit op een bepaald punt op een absolute limiet, voorbij dewelke het bewustzijn zelf de materie begint te bepalen. Dit toont dat het psychisch leven een originele orde is, die men onder geen beding tot de orde van het fysische, het chemische of het biochemische kan herleiden. Op therapeutisch vlak betekent dit meteen ook dat psychologische behandeling dus wel degelijk ten volle een oorzakelijke behandeling kan zijn.”
Bemerking: Het hangt er van af wat hiermee bedoeld wordt. Indien we geen wetenschapsdomeinen en -niveaus overslaan, kunnen we vaststellen dat de geest, een gedachte, een reeks biochemische processen in gang kan zetten welke een fysieke uitwerking kunnen hebben. Een rechtstreekse beïnvloeding van materie door de geest houdt in dat men letterlijk zou geloven dat een observatie een atoom letterlijk als een deus-ex-machina doet verschijnen op 1 plaats, de geobserveerde plaats, bij de instorting van de golffunctie bv. In plaats van uit te gaan van een momentane fixatie van een hypersnel trillend element (de golffunctie) dat daardoor deze ondenkbaar hoge trillingssnelheid op 2 plaatsen tegelijk lijkt te bestaan. Flapper eens snel met je hand voor je ogen, je hand lijkt op meer dan 2 plaatsen te bestaan. Dat is de golffunctie van je hand. Wanneer je een foto maakt met een toestel dan een veel hogere sluitersnelheid heeft dan het menselijke oog en dus een veel beperkter tijdssegment isoleerbaar maakt, dan neem je een veel korter tijdsfragment uit de golvende beweging van je hand (instorting van de golffunctie) en krijg je je hand weer op 1 plaats te zien. Het is niet dat die hand daar ontstond door ze daar te observeren.
Desmet: “De kwantummechanica is misschien de meest fundamentele ontkrachting van de illusie van mechanistisch-materiële bepaaldheid van de psychologische ervaring, maar ze is niet de meest concrete. Er bestaan observaties die op een meer directe manier aantonen dat de psyché moeilijk of niet te reduceren valt tot een mechanistische werkend hersenapparaat. Er zijn bijvoorbeeld mensen bij wie vrijwel alle hersenweefsel is afgestorven, die soms minder dan 5% overhouden, maar die toch nog volledig normaal mentaal functioneren en bijvoorbeeld hoger dan 130 scoren op een intelligentie-test. Voor alle duidelijkheid, ik spreek hier niet over obscure beweringen, maar wel over wetenschappelijke observaties waarover gerapporteerd werd in tijdschriften als The Lancet en Science (bijvoorbeeld Feuillet et al., 2007%; Lewin, 19807). Beeldvorming of autopsie toonde daarbij ondubbelzinnig aan dat de hersenholte bij dergelijke mensen vrijwel volledig met vocht was gevuld (zie figuur 3).
Bemerking: Pepijn Van Erp schrijft op https://kloptdatwel.nl/2022/09/27/mattias-desmet/: “Het figuur dat Desmet geeft vergelijkt de helft van de afbeelding in het artikeltje in The Lancet met een gewoon brein, maar zonder aan te geven waar hij die vandaan heeft. Ook zijn de aanduidingen met letters en Romeinse cijfers gewist. Het duidt erop dat Desmet dit ook weer uit een onvermelde secundaire bron heeft overgenomen.”
Eigenlijk wordt het hier wel gênant… Houdt Desmet bewust foute dingen voor of weet hij gewoon niet hoe je dingen opzoekt en citeert in het eigen vakgebied?
Zoals u kan lezen in de oorspronkelijke bron, betreft het hier een person met een IQ van 75 en niet 130 zoals Desmet verkeerdelijk voorhoudt, en zijn de hersenen niet afgestorven: het gaat hier over hydrocephalie (waterhoofd) waarbij de hersenen dus aanwezig blijven, maar samengedrukt worden. In sommige gevallen leidt dit tot het afsterven van de hersenen, maar niet steeds. De hersenen worden vnl samengedrukt tegen de schedelwand.
In ieder geval, de donkere vlekken op de door Desmet getoonde foto zijn er niet door het afsterven van het hersenweefsel, zoals Desmet stelt bij zijn figuur 3, wel doordat de ventrikels zich vullen met hersenvocht en uitzetten.
In het andere geciteerde artikel uit Science vinden we het IQ van 130 terug (ongeveer eigenlijk, 126 namelijk), alsook de vermelding dat
Hier in dit artikel (https://www.science.org/doi/10.1126/science.7434023) wordt gesteld dat het hersenvocht bij hydrocephalie in de eerste plaats de hersenen platdrukt tegen de schedelwand. Dat is wat we ook zagen in de foto’s uit het artikel uit The Lancet. Er wordt gesproken over het feit dat de hersenen bij sommige mensen door deze fysieke aanval (physical assault) op de hersenen ook materie verliezen (bij extremere vormen), wat men kan merken aan het feit dat deze mensen ook cognitief zwakker gaan functioneren.
Dus:
- over de foto weten we dat dit over een mens met een IQ 75 gaat en die dus wel heel wat zwakker functioneert, alle door Desmet vermoedde zelf-organiserende principes te spijt, wat ook logisch is met een dergelijk verlies aan hersenmassa. Geen speciale tot verwondering leidende inzichten over een noodzakelijke zelf-organisatie dus, deze hersenen zijn gewoon stuk en blijven stuk.
- over het artikel met de man met IQ 126 (en niet 130) kunnen we zeggen dat deze vermoedelijk niet zoveel tot misschien zelfs geen hersenmassa verloren heeft en dat zijn hersenen nog intact zijn ondanks de stevige samendrukking. Ook weer niets dat leidt tot deze idee van een hoger zelf-organiserend principe.
- wanneer men eigenlijk niet weet hoe men deftig moet citeren en/of gewoon bewust een loopje met de waarheid neemt, dan is het mogelijk om de successen van de man met het IQ van 126 te linken aan de hersenmassa van de man met IQ 75 (welke ook geen hersenmaterie kwijt was, men schrijft dat zijn ventrikels massief verwijd zijn!) om zo tot een speciaal verhaal te komen… Teleurstellend! Desmet creëert dubbelzinnigheid door in zijn tekst te schrijven over mensen wiens hoofd volledig met water gevuld is (itt dat er verlies van hersenmassa zou zijn) en te verwijzen naar figuur 3, en tegelijk onder die figuur te schrijven dat hun hersenmassa volledig afgestorven is. Door deze foto van iemand met IQ 70 en met afgestorven hersenmassa te kiezen en in de tekst te spreken over iemand die een IQ 130 heeft ondanks dat een grote hoeveelheid afgestorven massa, lijkt het alsof de bevindingen m.b.t. de mens met IQ 130 toepasbaar zijn op die met IQ 70.
=> of Desmet weet niet dat het de ventrikels zich vullen met hersenvocht en vergroten zonder noodzakelijk de hersenen te beschadigen, en neemt onterecht aan dat de hersenen afsterven en de holtes zich nadien vullen met hersenvocht, of dat de schade er steeds komt?
Desmet: Deze observaties sluiten in principe een biologische determinering van het bewustzijn niet uit. Ze tonen alleen aan dat een dergelijke determinering, mocht ze toch bestaan, uitermate complex van aard moet zijn en dat de hersenen op zijn minst – om in termen van complexe en dynamische systemen te spreken – de eigenschap van zelforganisatie en zelfreorganisatie moeten bezitten. Het weinige nog resterende hersenweefsel blijkt spontaan de functies van het afgestorven hersenweefsel te hebben overgenomen. Eer dergelijke reorganisatie veronderstelt echter op zich al een bepaalde vorm van bewustzijn en intentie in het hersenweefsel. Daardoor belandt de hypothese dat het bewustzijn strikt bepaald wordt door het materiële substraat van de hersenen onvermijdelijk in een cirkelredenering: het bewustzijn is een effect van de materiële werking van de hersenen, de materiële werking van de hersenen is (tot op bepaalde hoogte) een effect van het bewustzijn.
Bemerking: De getoonde hersenscan en het artikel verwijzen niet naar afgestorven hersenen, wel naar door hersenvocht platgedrukte hersenen. Zelforganisatie en reorganisatie zijn hier niet nodig op een wijze die een hoger denken in de hersenmaterie vermoedt, een herorganisatie hooguit qua drukverdeling en doorbloeding. Vraag is waarom Desmet kiest voor een obscuur doch spectaculair voorbeeld om dat dan én foutief te representeren én foutief aan te wenden om zijn claim te onderbouwen? Waarom niet kiezen voor hersenplasticiteit? Dat is algemeen gekend in de medische en psychologische wetenschappen…al vereist het geen ‘hoger organiserend spiritueel niveau’…
Desmet: “We zouden ook naar een reeks observaties kunnen verwijzen die allemaal op een directe manier tonen dat het psychische oorzaak kan zijn van het lichamelijke, eerder dan omgekeerd. Sommige van die observaties kunnen overvloedig worden gedaan in het alledaagse leven. De meest alledaagse is natuurlijk hoe bepaalde emoties ons lichaam affecteren, of hoe het haar van een mens op een paar uur volledig grijs kan worden onder invloed van bijvoorbeeld intense angst of verdriet. “
Bemerking: Ook hier blijft de materiële noodzakelijkheidsvoorwaarde bestaan. Deze psychische ervaring vertaalt zich via bioneurochemie in onze materie naar ons lichaam en hoe dit lichaam zich toont. Er is geen directe link geest-lichaam zoals Desmet in zijn figuur 2 toonde.
Desmet: “Of in positieve zin zouden we naar gebeurtenissen kunnen verwijzen waarbij mensen over een quasi onvoorstelbare kracht gaan beschikken als ze daarmee een geliefde kunnen redden. Welgekend is het verhaal van Laura Schultz, een 63-jarige grootmoeder uit Florida die in 1977 het voorwiel van een schoolbus met haar ene hand optilde om met haar andere hand haar kleinkind er onderuit te trekken.”
Bemerkingen : wat lezen we hierover bij Pepijn Van Erp? “De mens is soms tot bovenmenselijke dingen in staat, volgens Desmet. De geest maakt dat wij onder bepaalde omstandigheden dingen kunnen waar we niet bij kunnen met een louter wetenschappelijke kijk. [Verhaal Laura Shultz].
De skeptische lezer zal hier gelijk een aangedikt verhaal of een broodje aap vermoeden. En terecht. Wie de oorsprong van het verhaal terug zoekt komt terecht bij een artikel in het Amerikaanse schandaalblad National Enquirer (doorgaans maar net wat betrouwbaarder dan de Weekly World News). In de meeste vertellingen gaat het in ieder geval niet om een schoolbus, maar om een Buick die op de oprijlaan geparkeerd stond waar het kleinkind op een of andere manier met zijn arm bekneld kwam te zitten onder een achterwiel (er wordt genoemd dat de auto niet op de handrem stond). Er is niet uitzonderlijk veel kracht nodig om een zijde van de achterkant van een auto net genoeg op te beuren om de arm te bevrijden, aangezien het gros van het gewicht zich voorin de auto bevindt. En als de auto in z’n vrij stond duw je m natuurlijk ook makkelijk van de arm af.
Ondanks de bewering dat dit voorval in alle kranten zou hebben gestaan, blijkt er niets over terug te vinden te zijn. Het verhaal schijnt zijn oorsprong te vinden in een bewering van Charles A. Garfield. Hij las er over in het al eerder genoemde National Enquirer, een blad dat o.a. grossiert in complotfantasieën over de moord op John F. Kennedy. Hij was dus geen ooggetuige, maar hoorde het verhaal van deze Laura Schultz. Dit fenomeen staat bekend als hysterical strength, maar is zeer moeilijk te onderzoeken. Toch is er wel onderzoek naar gedaan en een van de specialisten op dit gebied is van mening dat er wel degelijk een grens zit aan wat mogelijk is. “But there’s a limit to how fast and how strong fear can make us. We’ve all heard stories about panicked mothers lifting cars off their trapped babies. They’ve been circulating for so long that many of us assume that they must be true. Zatsiorsky’s work, however, suggests that while fear can indeed motivate us to approach more closely to our absolute power level than even the fiercest competition, there’s no way to exceed it. A woman who can lift 100 pounds at the gym might, according to Zatsiorsky, be able to lift 135 pounds in a frenzy of maternal fear. But she’s not going to suddenly be able to lift a 3,000-pound car. Tom Boyle was an experienced weight lifter. The adrenaline of that June night gave him an edge, but it didn’t turn him into the Incredible Hulk.” (Jeff Wise, Extreme Fear: The Science of Your Mind in Danger (2009)).
Neem dit voorbeeld nu, waarin Desmet een duidelijke urban legend gelooft… dit doet denken aan de begrippen epistemic insouciance and culpable credulousness (zie bespreking hoofdstuk 8), strategieën die men vaak ziet gebruikt worden door complotgroepmenners.
Desmet: “Dergelijke voorbeelden zouden ons eigenlijk al de ogen moeten openen en ons overtuigen dat er veel meer inspanningen moeten worden geleverd om de psychische ervaring beter te begrijpen. Maar vreemd genoeg is de mens blind in vele gevallen voor dergelijke direct evidentie uit zijn eigen ervaring en wordt hij gemakkelijker overtuigd door wat “een wetenschapper” “geobserveerd” heeft, al is hij in dat geval dus veel meer op ‘blind geloven’ aangewezen.”
Bemerking: Religie en wetenschap zijn inderdaad dingen die men moet geloven, al heeft wetenschap wel een toestsings-systeem wat men bij religie niet heeft. Het psychisme heeft inderdaad een sterke impact op het lichaam, en alle mechanismen zijn daarin nog niet bekend, dat klopt. Meer aandacht voor de psychosomatiek is zeker noodzakelijk.
Desmet: “Enkele wetenschappelijke bevindingen hieromtrent: Het veld van de zogenaamde psycho-neuro-immunologie laat ons toe om de rol in te schatten die angst en stress spelen bij het verloop van virale infecties. Het werkzame mechanisme is bekend: de stress leidt tot vertraging van de immunologie en dus tot grotere kwetsbaarheid voor virussen. Belangrijk voor de coronacrisis is dat Nielsen en zijn collega’s in 2008 rapporteerden dat stress vooral bij virale longaandoeningen tot een grotere sterftegraad leidt en dat dit effect beduidend groter is bij mannen dan bij vrouwen. Dat sluit aan bij de moeilijk verklaarbare observatie dat er in de coronacrisis meer mannelijke dan vrouwelijke dodelijke slachtoffers zijn.”
Bemerking: Dit is niet echt de naam ‘moeilijk verklaarbare observatie’ waardig… Zo zijn er ook andere factoren die de immunologie (van het respiratoir systeem) verlagen. Het is genoegzaam bekend dat meer mannen roken dan vrouwen. “Every 5th adult in the world smokes tobacco. More than one-third (35%) of men in the world do, but just over 6% of women.” https://ourworldindata.org/who-smokes-more-men-or-women . Met ongeveer zes keer meer mannen die roken, en dus zes keer meer mannen die de immuniteit van hun longen verlagen, is de kans redelijk aannemelijk dat het roken hier voor iets tussen zit en dat het dus geheel niet moeilijk te verklaren valt dat meer mannen dan vrouwen sterven door corona. Wat niet weg neemt dat stress een belangrijke factor is, net als overgewicht, diabetes type 2, hart-en-vaat-ziekten,… https://covid-19.sciensano.be/nl/procedures/risicogroepen . Zo moeilijk is dat toch allemaal niet? Het moet gezegd zijn dat Desmet die de hele tijd hoog oploopt met complexe modellen blijkbaar vaak de neiging heeft om te vervallen in al te simplistische unicausaliteit… Is dit om een intellectueel allure te geven aan een leeg verhaal? Is dit juiste info rondom foute info zetten zoals bij epistemic decoy flooding?
Desmet: “Maar er worden observaties gedaan in andere wetenschapsdomeinen die statistiek noch dierproeven nodig hebben om onste overtuigen van de dodelijkheid van angst. In de antropologie is het welgekend dat in zogenaamde primitieve samenlevingen mensen kunnen sterven nadat een sjamaan een vloek over hen uitgesproken heeft. Herbert Basedow beschrijft het typisch verloop bij de Aboriginals in Australië: “Een man die zich realiseert dat hij met het magische been aangewezen wordt, maakt een beklagenswaardige indruk. Hij staat perplex, zijn ogen staren naar het gevreesde been, hij strekt zijn handen uit alsof hij een dodelijke kracht wil afwenden die zijn lichaam wil binnendringen. Zijn gelaat trekt wit weg en zijn ogen worden glazig, de uitdrukking op zijn gezicht is afzichtelijk vervormd, zoals een persoon die plots verlamd raakt. Hij probeert te schreeuwen, maar gewoonlijk stokken de geluiden in zijn keel en al wat er gebeurt, is dat er schuim op zijn lippen komt. Zijn lichaam begint te beven en zijn spieren trekken ongecontroleerd samen. Hij klapt achterover, valt op de grond en lijkt voor even in zwijm; maar hij begint al snel te kronkelen alsof hij in doodsstrijd verkeert, zijn gelaat met zijn handen bedekkend begint hij te kreunen. Na een tijdje herpakt hij zich wat en kruipt naar zijn hut. Vanaf dan teert hij weg en wordt hij steeds zieker, hij weigert te eten en neemt aan geen enkele van de dagelijkse bezigheden van de stam meer deel. Tenzij er een andere sjamaan is die de vloek ongedaan maakt, gaat hij op korte termijn dood. Dit soort overlijdens werd veelvuldig geobserveerd en staat in de literatuur gekend als ‘psychogene dood’. Henry Ellenberger verbijzondert daarbij dat het belangrijk is dat de hele gemeenschap waartoe sjamaan en slachtoffer behoren, gelooft in de autoriteit van de sjamaan. We komen daar later nog op terug. "
Bemerking: Mooi. En dan nu even een vollediger relaas. Dankzij Pepijn Van Erp op https://kloptdatwel.nl/2022/09/27/mattias-desmet:
“It is well known in anthropology that in so-called primitive societies, people sometimes die after a shaman casts a curse on them. Herbert Basedow describes the typical course of such a ritual, as performed among Aboriginal peoples in Australia”
Wat volgt is een citaat uit The Discovery of the Unconscious (https://en.wikipedia.org/wiki/The_Discovery_of_the_Unconscious) van Henri Ellenberger waarin de ongelukkige die door stamgenoot (dat het om een sjamaan zou gaan vermeldt Basedow niet) is vervloekt allerlei heftige fysieke verschijnselen vertoont en binnen korte tijd overlijdt tenzij hij door een sjamaan verlost wordt van de vloek. Ellenberger ontleent het citaat aan de antropoloog Herbert Basedow die in 1925 The Australian Aboriginal (https://wellcomecollection.org/works/gzdt84cq/items?canvas=251)publiceerde. Er vallen een aantal dingen op. Ten eerste is het citaat dat Desmet geeft wat anders dan het origineel van Basedow wat je wel exact zo terugvindt bij Ellenberger. Het lijkt erop dat de vertaler van de Engelse versie van Desmets boek, de Nederlandse vertaling die Desmet maakte van het origineel weer terugvertaald heeft naar het Engels. Lekker knullig.
Belangrijker is dat Desmet weglaat wat Ellenberger vervolgens beschrijft, namelijk de verlossing van de vloek door een sjamaan, een Nangarri, die waarschijnlijk een belangrijker onderdeel vormt van dit magische totaalpakket dan de vervloeking. Het kan goed zijn dat de leden van deze Aboriginal groep overtuigd zijn dat zonder ingrijpen de vervloekte zou overlijden, maar als de verlossing door de Nangarri in de praktijk altijd plaatsvindt, zien ze dat overlijden door de vloek dus nooit.
Desmet: “Misschien geldt dat wel voor een irrationele primitieveling die het magisch denken niet ontgroeid is, maar toch niet voor een rationeel westers mens in de eenentwintigste eeuw?”
Bemerking: Toch wel. De term psychogene dood is ook bekend als voodoo-death (Walter Cannon in 1942) en Giving up (https://protomag.com/neurology/neuroscience-giving). Zoals men het hier omschrijft komt dit voornamelijk neer opstoppen met eten en sterven door uithongering, apathie en verdorsting:
Q: Can you explain the term “give-up-itis” (GUI)?
A: Major Henry A. Segal, a medical officer in the U.S. Army, first used that term in 1954 about men held in prisoner-of-war camps in Korea. It describes an extreme apathy that, in its final stages, leads to psychogenic death, which stems from mental defeat rather than from an organic cause. Within just a few weeks, these prisoners began to refuse food and became mute and unresponsive before they “turned their faces to the wall” and died. There have been similar stories throughout history. There was the ill-fated Jamestown settlement in Virginia, which lost some 90% of its inhabitants to starvation, disease and “hopelessness” in the early seventeenth century. Victor Frankl, survivor of Auschwitz, and other witnesses of the death camps, observed that some people would “simply vegetate.”
Men valt dus niet gewoon dood; de omschrijving waarbij er rekening gehouden wordt met de interactie tussen lichaam en geest, via de neurologie, neurochemie , biochemie enz… is wel plausibelder dan aan te nemen dat het op een quasi magische wijze plaatvindt.
Valt trouwens op dat dit hoofdstuk voor een groot deel samenvalt met zijn artikel uitKnack van 2020: https://www.knack.be/nieuws/wetenschap/kan-een-mens-sterven-van-angst-ja/
Desmet: “Professor Faymonville, anesthesiste in het universitair ziekenhuis van Luik, voert al tientallen jaren operaties uit onder hypnose. De procedure — die ooit in een documentaire op Canvas getoond werd — oogt verbazingwekkend eenvoudig. Faymonville spreekt de patiënt die op de operatietafel ligt op een rustgevende manier aan, neemt hem mee in een ontspannende mentale belevingswereld, en doet dan onopvallend teken aan de chirurg dat hij mag beginnen met de operatie. Daarop kan deze laatste probleemloos, zonder dat de patiënt het merkt, de vereiste insnijdingen in het lichaam maken en de vooropgestelde medische handelingen uitvoeren. En voor alle duidelijkheid: het betreft niet alleen lichte ingrepen, het gaat ook over pakweg het operatief verwijderen van de schildklier, het plaatsen van borstprotheses of het verwijderen van tumoren.”
Bemerking: We zijn er intussen al aan uit dat operaties onder hypnose vaak vergezeld gaan van lokale verdoving. Bij ernstige ingrepen gaat men de patiënt zelfs onder volledige narcose brengen, en dient de hypnose vooral voor het verlichten van het ontwaken na de ingreep. We moeten erkennen dat Desmet dit heeft rechtgezet.
Anderzijds blijft het wel misleidend om niet te vertellen dat de patiënten die onder hypnose worden geopereerd wel lokaal verdoofd worden en dus eigenlijk ook wel nog steeds pijnstilling krijgen. In zijn boek noemt hij een openhartoperatie niet. Van Erp: “Die ingreep staat dan ook niet in de tabel van procedures waarbij hypnose (als aanvulling op lokale verdoving en pijnstilling) mogelijk is in de bron die hij aanhaalt. Het blijft daarom enigszins een raadsel waarom Desmet het zo vaak in interviews had over die vermeende openhartoperaties, zeker omdat hij er blijkens eigen verklaring in een interview in oktober 2020 bij De Nieuwe Wereld al op was gewezen dat dat niet klopte.” Meer over deze ‘affaire’ is te lezen op de website van Pepijn (https://kloptdatwel.nl/author/pepijnvanerp/)
Desmet: “Maar eigenlijk spelen dergelijke processen zich dagelijks en massaal af in de medische praktijk, en wel onder de vorm van wat gekend raakte als het placebo-effect. Deze term raakte in zwang na merkwaardige observaties op de slagvelden van de Tweede Wereldoorlog. Toen artsen zonder morfine vielen, kwam één van hen op het idee om soldaten vlak voor een amputatie toch enigszins gerust te stellen door hen een spuitje met saline te geven — een zoutoplossing. Tot hun verbazing merkten ze op dat de meeste soldaten even goed verdoofd waren als met morfine. Sedertdien is er een immer groeiende hoeveelheid onderzoek die aantoont dat placebo's werkelijk tot de meest verbazingwekkende fysieke effecten in staat zijn, van het openen van kransslagaders bij angina pectoris tot het reactiveren van afgestorven hersengebieden. (…) de impact van psychische factoren op het lichaam is — op zijn minst onder bepaalde omstandigheden — enorm. Het placebo-effect toont ons dus het enorme belang van de subjectieve appreciatie van de therapeutische interventie door de patiënt. Als iemand positief staat ten aanzien van de interventie, dan is dat op zich al een belangrijk deel van de genezing. Maar ook het omgekeerde geldt: als iemand negatief staat ten aanzien van een behandeling, dan kan dat nefaste effecten hebben. Dit staat gekend als het nocebo-effect. (…)Dat toont ons dat er naast een ethische reden ook een pragmatisch-intellectueel argument is om behandelingen nooit te verplichten en om op dat vlak het zelfbeschikkingsrecht dus strikt te handhaven. “
Bemerking: Hier wordt het wat vaag: placebo’s die afgestorven hersengebieden reactiveren? Indien het afgestorven is, is het weg. Geen idee hoe het dan nog gereactiveerd kan worden? Wat wel bekend is, is het fenomeen van de neurale plasticiteit waarbij de functie van een afgestorven gebied overgenomen wordt door een andere zone van de hersenen (https://nl.wikipedia.org/wiki/Neurale_plasticiteit), net als het gegeven dat er nieuwe verbindingen gecreëerd worden, wat men neurogenese heet (https://nl.wikipedia.org/wiki/Neurale_plasticiteit). Spiegeltherapie bij fantoompijnen baseert zich hierop en dat lijkt me wel iets dat in de richting ligt van wat Desmet bedoelt, maar ook hier is een neurologische verklaring voor te vinden. Een aanvullende belangrijke factor, zoniet de belangrijkste hierin is een menselijke psychische factor (ipv een spirituele ‘intentie in het hersenweefsel’) het leren: patiënten kunnen het leggen van nieuwe synaptische verbindingen stimuleren door te trainen, te leren. De belangrijkste aanstuurder in het herorganiseren is de mens zelf, indien hij wil leren. Ik zie regelmatig patiënten met fantoompijnen bvb, en indien ze de moeite niet willen of kunnen doen om de spiegeltraining te doen, blijft de pijn omdat de sensitiviteit van het verloren lichaamsdeel niet geherconnecteerd is geworden met een ander deel van het brein dat wel verwijst naar een reëel aanwezig lichaamsdeel. Zo zijn er sommige patiënten die de spiegeltraining niet volbrengen omdat deze hen een heel onaangenaame tinteling geeft in het lichaam. Hersenplasticiteit dus. De rest is eigenlijk de wil om te leren en het geloof in de remedie, en geloof brengt ook heel wat psychosomatische processen in gang. Daar is niets nieuws of mysterieus aan, tenzij dan de bepaalde gevallen die men verkeerdelijk blijft zien als somatogeen, terwijl de behandeling best met een focus op het psychogene geschiedt. Ik kan Desmet volgen dat een gedwongen medische behandeling doorgaans een negatief effect oproept. Dat is meteen ook de reden waarom ik tegen de verplichte vaccinatie was. Vermoedelijk is de angst voor nevenwerkingen bij de vaccinatie (opgeroepen door anti-vax-verhalen) een belangrijke bron van de meeste “vaccinschade”, die psychosomatisch van aard bleek en slechts kortdurend na de de toediening van de prik optraden, maar desalniettemin als vaccinschade gemeld worden in de databanken.
Fear mongering and misinformation being peddled by people with no scientific training to terrorise people into staying unvaccinated is not just causing people to remain susceptible to viral outbreaks, but could also be causing more side effects seen in the vaccination process. This brief review will offer data that may demonstrate that misinformation perpetuated by the anti-vaccination movement may be causing more deaths and side effects from any vaccine.
https://www.ncbi.nlm.nih.gov/pmc/articles/PMC9629406/
Desmet: “Het mechanisme van de psychogene dood, hypnotische sedatie en placebo’s is bij nader toezien iedere keer hetzelfde: een autoriteitsfiguur wekt een krachtige mentale voorstelling op bij het individu dat geadresseerd wordt. Die voorstelling kan positief (bijvoorbeeld genezing) of negatief (bijvoorbeeld sterven, ziek worden) zijn, maar ze moet levendig en helder aanwezig zijn in de beleving én ze moet de aandacht van alle andere voorstellen wegtrekken. Daarop “smelt” het lichaam zich bij wijze van spreken in die voorstelling; het lichaam neemt de vorm of de toestand aan van die voorstelling (d.w.z. het wordt gezond, het sterft, het wordt ziek ect.).”
Bemerking: Dat van dat samensmelten is wat weird, neen? Neemt ons lichaam vormen aan van voorstellingen? Hoe dan? Door mutatie van ectoplasma? De effecten van geruststelling op ons hormonaal stelsel en zo onze immuniteit mogen we niet vergeten. Desmet vergeet ook het “leren door associatie”, waarbij men een prikkel verbindt aan een gevoel (cfr de hond van Pavlov) en dat gevoel bewust kan gaan oproepen door de prikkel toe te dienen/in te nemen, of zelfs door verbaal de patiënt te laten anticiperen op het toedienen van de prikkel. (Placebo Effects on the Immune Response in Humans: The Role of Learning and Expectation https://www.ncbi.nlm.nih.gov/pmc/articles/PMC3504052/). Ok, dit is dan wel een behaviouristisch geïnspireerrd artikel, maar de leertheoretische conditionering en de Freudiaanse associatie verwijzen wel ongeveer naar hetzelfde concept.
Desmet: “De merkwaardige, verstekkende invloed van mentale voorstellingen op het lichaam werd misschien wel op de meest overtuigende manier aangetoond door biologen. Harrison-Matthews toonde in herhaaldelijk gerepliceerde experimenten aan dat de eierstok van vrouwelijke duiven niet rijpt als de duif nooit het beeld van een soortgenoot te zien krijgt (met name in volledige isolatie in een kooi). Chauvin deed gelijkaardige experimenten bij hanen met nog meer verregaande effecten: net als bij de duiven waren er sterke invloeden op het functioneren van de organen, maar ook de kleurpatronen op de schilden waren anders en de anatomie van de achterpoten verschilde systematisch. Allerhande variaties op deze experimenten werden uitgevoerd en telkens was het besluit hetzelfde: de beslissende factor is het al dan niet aanwezig zijn van visuele voorstellingen in de belevingswereld van het dier in kwestie.”
Bemerking: Dat klopt, maar dat is bij dieren. Bij hen kan men niet gaan stellen dat de wijze waarop zij omgaan met ‘taal’ hetzelfde is als bij mensen. Wij hanteren taal als symbolen, terwijl dieren taal behandelen als tekens (cfr Desmet elders in zijn boek). We kunnen dit effect bij dieren niet overplaatsen naar het effect van het lichaamsbeeld op het lichaam bij mensen temeer dieren geen symbolisch denken hebben of een onbewuste. Prof. psychoanalyse F. Dolto is daar duidelijk in: het lichaam is het ongekende Reële, het lichaamsschema is de Imaginaire representatie ervan, en het onbewuste lichaamsbeeld (knooppunt van verlangen en symboliek) is de Symbolische representans die indirect en bemiddeld invloed heeft op het lichaamsschema en het lichaam. (F. Dolto, L’image inconsciente du corps, 1981).
Desmet: ”Belangrijk voor de coronacrisis is het volgende: verschillende auteurs (bijvoorbeeld Gustave Le Bon) hebben erop gewezen dat overtuigingen in een massa (de groep individuen die zich met elkaar identificeren) dezelfde invloed hebben op het lichaam als hypnose. Als de maatschappij massaal in de greep is van angst en de ermee gepaard gaande voorstellingen van ziekte en dood, dan worden die voorstellingen op zich een oorzakelijke factor. Zoals hogerop beschreven, gebeurt dat ten dele doordat psychische ontreddering het biologische milieu waarin het virus terechtkomt, ingrijpend verandert en van zijn weerstand berooft. Denk ook aan de uitspraak van Béchamps die ook Louis Pasteur op het einde van zijn leven bekrachtigde: “De microbe is niets, het is het milieu dat telt”.
Bemerking: Angst is inderdaad besmettelijk. Sociale media heeft inderdaad een invloed gespeeld in de verspreiding van de angst, oa binnen een politiek beleidsmilieu dat gestuurd wordt door verzekeringslogica. Een boeiend artikel hierover is het volgende: “COVID-19 and the Political Economy of Mass Hysteria” (https://www.ncbi.nlm.nih.gov/pmc/articles/PMC7913136/) . Of de angst uiteindelijk zoveel slachtoffers gemaakt heeft? Indien men gelooft in de magische macht over de geest die mensen met (zogezegd!) 5% hersenmaterie nog normaal functioneren (quod non!) en gelooft in de magische kracht van het woord op de Ander, dan kan ik snappen dat dit samen met een overschatting van het placebo- en nocebo-effect ertoe kan leiden dat men gelooft dat de meerderheid van de mensen gewoon ernstig ziek waren van angst. Hoe dit cytokinestormen als reactie op een virulent virus verklaren is me onduidelijk.
Veder m.b.t. Pasteur: we lezen bij Pepijn van Erp het volgende: Nog een bewijs dat Desmet nogal wat dubieuze literatuur tot zich neemt is het opvoeren van de vermeende bekentenis van Pasteur dat zijn tegenstrever Béchamp toch gelijk had, een verzinsel dat vooral bij kwakzalvers geliefd is:
When society as a whole is in the grip of anxiety and the accompanying images of illness and death, those images in themselves become a causal factor. As described above, this happens in part because psychological distress radically changes the biological environment in which the virus enters by diminishing the immunity of such environment. Also think of the statement by Antoine Béchamp, which Louis Pasteur also endorsed at the end of his life: “The microbe is nothing, it is the environment that counts.”
De achtergrond van deze hoax is te lezen in dit artikel op Science-Based Medicine (https://sciencebasedmedicine.org/germ-theory-denial-in-the-age-of-the-covid-19-pandemic/), de link naar de zoektocht naar het vermeende citaat daarin werkt niet meer, maar is wel te vinden in het webarchive: Pasteur’s Last Words. (https://web.archive.org/web/20151116012843/https://ratbags.com/rsoles/comment/skeptic0409_pasteur.htm)
(https://kloptdatwel.nl/2022/09/27/mattias-desmet#Pasteur)
Desmet: “We hebben dit hoofdstuk vooral op de impact van visuele voorstellingen op het lichaam gewezen. Maar die voorstellingen zijn op zich gegrepen in een nog belangrijker psychisch register: het register van de verhalen en ideologieën, het symbolisch register. De manier waarop narratieven mens en maatschappij in hun greep houden, is ronduit verbluffend en grotendeels miskend. Zoals we in hoofdtukken 3 en 4 al beschreven hebben, wordt elk kink vanaf de prilste leeftijd gegrepen in talige processen. Het groeit op binnen een narratief, verstrekt door de ouders, maar meestal gedeeld door ruimere sociale groepen en uiteindelijk door een volledige maatschappij. Dat verhaal neemt in de kern altijd de vorm aan van een mythe die een symbolisch antwoord geeft op de onbeantwoordbare vragen. Het reikt een bepaald perspectief aan op het leven, zegt wat belangrijk en minder belangrijk is, bepaalt wat rust brengt en bang maakt. En etnografen als Marcel Mauss toonden ons dat het nog veel meer bepaalt dat dat: zoals wat je lekker zult vinden en wat afstotelijk, hoe het lichaam beweegt, welke basale reflexen we stellen bij pijn, enzovoort. Het is niet overdreven te stellen dat ons lichaam volledig geabsorbeerd en gekoloniseerd wordt door het mythische verhaal waarin we opgegroeid zijn.”
Bespreking: Hierin wil ik Desmet voor het grootste deel volgen, al meen ik dat de uitleg wat simplifiërend is. Het klopt dat de Lacaniaanse Grote Ander, het bad van de taal waarin we geboren worden vormgeeft aan hoe we ons lichaam bewonen, beleven en er ons mee uitdrukken. Daar bestaan vele theoriëen over, met meer concepten zoals lichamelijke en emotionele congruentie, imitatie, identificatie, symbolisatie, …
Desmet: “Dat is waarom een geneeskundige praktijk die alleen of vooral met woorden en verhalen werkt, zo een enorme effecten op het lichaam kan hebben. “.
Bespreking: de formulering is risky, aangezien uit deze zin niet duidelijk wordt in hoever hij meent dat dit een grote structurele fysieke impact op het organishe kan hebben, bv.: werkt het genezen van kankertumoren ook met slechts woorden? Deze openheid in formulering, naast het verschijnen in de online show Epoché met Brecht Arnaert die overtuigd is van de Germaanse Geneeskunde … wat moeten we hier van denken?
http://arnaerteconomics.com/kvk/
Desmet: “Men leze er teksten als “L’effacité symbolique” van de Belgisch-Franse Claude Lévi-Strauss op na om zich ervan te vergewissen hoe enorm de greep is van symbolische structuren op samenlevingen en op de individuen die er deel van uitmaken. Zowel het mentale als het lichamelijke functioneren wordt er tot in de diepste details door gestuurd.
Bespreking: hier zijn we mee… vanuit Lacaniaans oogpunt, die zich bij het formuleren van wat het symbolische register betekent, baseerde op sommige observaties van Levi-Strauss, klopt dit. Of men dit ook kan doortrekken tot in gecompliceerde medische noodsituaties, alsof woorden alleen een medisch ingrijpend effect hebben, is toch een nogal twijfelachtige claim. Echter…
Desmet: “Lévi-Strauss beschrijft bijvoorbeeld hoe sjamanen in het Braziliaanse regenwoud bij alle soorten complicaties tijdens de bevalling keer op keer de geboorte induceerden door een ritueel waarin gebruik werd gemaakt van een vaste tekst die op een geritualiseerde manier werd voorgelezen of gezongen aan de vrouw in barensnood. De tekst voerde een reeks personages uit de mythologie van de stammen ten tonele en vertelde hoe een aantal goede geesten zich een weg baanden doorheen een nauwe gang die uitgaf op een grot waar kwade geesten de baby gevangen hielden. De goede geesten onderhandelden met de kwade tot deze het kind wilden laten gaan. Als het gezang dit punt in het verhaal bereikte, kwam de bevalling op gang. Lévi-Strauss toonde aan dat de gezangen het lichaam van de vrouw terug ‘tot de orde riepen’, dat wil zeggen, dat ze het verstoorde lichaam terug connecteerden met de mythe waarin de vrouw was opgegroeid en op die manier via de mythe het lichaam in de gewenste richting konden bewegen. Lévi-Strauss beklemtoonde dat deze methode bij zijn weten altijd succesvol was. En het meest merkwaardige: de sjamanen voerden hun praktijk intuïtief uit, zonder zich er echt van bewust te zijn dat ze hun effecten sorteerden via de werkzaamheid van hun symbolisch kader (de mythe).”
Bemerking: Echter… voor Desmet is dit allemaal echter dan echt… Pepijn Van Erp deed echter wat nazoekingswerk en schrijft het volgende op zijn blog: Een volgend sterk staaltje van wat de mens wel niet kan door alleen het woord te gebruiken, vindt Desmet bij de bekende cultureel antropoloog Claude Lévi-Strauss. (nvdr: zie hogerop). Alleen blijkt bij nadere bestudering dat Lévi-Strauss het volledig bij het verkeerde eind had. Allereerst dient opgemerkt te worden dat het voorval zich afspeelde in Panama, en niet in Brazilië zoals Desmet ten onrechte meent. Het staat op de eerste pagina van het artikel van Lévi-Strauss waarnaar Desmet verwijst en is eigenlijk niet te missen. Lévi-Strauss was ook geen ooggetuige van het ritueel, hij baseert zich op een geschrift van twee Zweedse antropologen, Nils Holmer en Henry Wassén. Zij deden onderzoek bij de Cuna en publiceerden in 1947 een gedicht dat gereciteerd werd bij gecompliceerde bevallingen, Mu-Igala or the Way of Muu: A Medicine Song from the Cunas of Panama (Göteborg: Ethnographical Museum). Lévi-Strauss beschikte slechts over een gedeelte van dit gedicht en kwam daarom tot geheel onjuiste conclusies. Uit de rest van het gedicht – dat later werd gepubliceerd – bleek de sjamaan wel degelijk fysieke handelingen uit te voeren. Het hele verhaal is terug te lezen bij Staffan Mjönes, Shaman, Psychoanalyst or Obstetrician: A Critical Reading of Claude Lévi-Strauss’ Essay “the Efficiency of Symbols”, (http://dx.doi.org/10.7592/FEJF2010.45.mjones) Folklore vol. 45/2010.
Als je dit weet komen de volgende woorden waarmee Desmet Lévi-Strauss de hemel in prijst wel iets anders over:
Zijn beschrijving is tezelfdertijd adembenemend rigoureus in wetenschappelijk opzicht én radicaal anti-mechanistisch van aard. Dat is waar we naartoe moeten: een wetenschap die zich niet laat verblinden door de mechanistische ideologie, maar die de rationele analyse van de werkelijkheid maximaal doordrijft, tot aan de absolute limiet van het rationeel kenbare, tot aan het punt waar de ratio zichzelf achterhaalt.
(Op de site van Pepijn tref je de Engelstalige tekst, voor het gemak van de lezer verving ik deze door de oorspronkelijke Nederlandstalige tekst.)
https://kloptdatwel.nl/2022/09/27/mattias-desmet/#L%C3%A9vi-Strauss
Desmet: “De eenentwintigste-eeuwse westerse mens verschilt in dit opzicht niet van de indianen waarover Lévíi-Strauss spreekt. Ook de Verlichtingsmens is opgevoed in een mythe, een verhaal dat iets vertelt over zijn herkomst, dat hem een bepaald perspectief op het leven laat innemen en zijn negatieve en positieve emoties en affecten aan specifieke stimuli koppelt. Die mythe is het verhaal van het mechanistisch universum, de grote machine die in gang werd gezet door de oerknal, waarin de mens als een kleine machine gegrepen zit in de grote machine van het universum. Als het op ziekte en gezondheid aankomt, is de autoriteit in dit verhaal dan niet de sjamaan, maar de medische expert. En die expert, net als de sjamaan, voert een ritueel uit waarmee hij de lichamen van de patiënten tot de orde roept. En jawel, net als de sjamaan heeft ook de hedendaagse arts maar een heel beperkt besef van de enorme impact die het symbolisch kader waarbinnen hij opereert, heeft op zijn interventies en gelooft hij al te vaak dat psychologie niets te maken heeft met de genezingen die hij ziet gebeuren in zijn praktijk. De enorme bijdrage van het placebo-effect toont ons niet alleen hoe sterk de genees- kundige praktijk op de impact van visuele voorstellingen is gebaseerd, maar vooral ook hoe enorm hij op symbolische effecten gebaseerd is. Ongeacht hoe sterk en hoe direct observeerbaar de invloed van het psychische op het lichamelijke is, de mens — en misschien in het bijzonder de westerse mens — heeft de kwalijke gewoonte om al zijn aandacht op de materieel-biologische dimensie van het leven te richten en het psychologisch niveau als bijzaak te beschouwen. En ik voel me in dit opzicht slechts gedeeltelijk een uitzondering. Nochtans, het ontkennen van een belangrijke oorzakelijke factor in het tot stand komen van een probleem leidt doorgaans alleen maar tot een escalatie van het probleem.”
Psychologie speelt weldegelijk een belangrijke rol, en het woord heeft een onmiskenbaar effect, maar het blijft raadzaam waakzaam te blijven niet de new-age-toer op te gaan. Er bestaat heden ten dage een holistische tendens binnen de geneeskunde. Ik ken een psychologe die heden vorming geeft aan artsen in opleiding m.b.t. de psychogene effecten, psychosomatiek, de effecten van relaties en woordkeuze, de effecten van de therapeutische relatie, het belang van het milieu vaan de patiënt, van hoe men zich positioneert tegenover de patiënt…
Desmet: “Het goede nieuws van dit verhaal mag niet ongemerkt voorbijgaan. De hierboven vermelde bevindingen omtrent placebo's en hypnose tonen ondubbelzinnig aan dat niet alleen negatieve voorstellingen het lichaam affecteren: positieve voorstellingen hebben een vergelijkbare maar omgekeerde invloed op het lichaam. Of we van placebo's en hypnose op zich al te veel mogen verwachten, durf ik op zich te betwijfelen. In beide zit iets dat op ethisch vlak twijfelachttig is, placebo's omdat ze in wezen op een vorm van misleiding berusten en hypnose omdat de geest van de gehypnotiseerde onderworpen wordt aan de suggestie van de hypnotiseur.”
Bemerkingen: sommige zaken hier kloppen: het effect van het symbolische bestaat, al wordt dat even vaak overschat (door Desmet) als onderschat (door de medische wereld)… Het is spijtig dat Desmet een tekst die wezenlijk correcte zaken bevat en een goed pleidooi houdt voor meer aandacht voor het psychische begraaft onder overschattingen van de kracht van het woorden dit met het gebruik van dubbelzinnig taalgebruik dat doet vermoeden dat hij even goed gelooft in een spirituele sturing door een beweger (God?) en quasi-Germaanse Geneeskunde, en zo de hele mogelijke acceptatie van zijn pleidooi door de wetenschappers die hij (tenslotte?) toch wil bereiken tenniet doet.
Desmet: “Van groter belang zijn misschien de voorbeelden van mensen die door zich strikt aan ethische principes te houden, van de meest verbazingwekkende fysieke veerkracht blijk hebben gegeven. Grigory Ivanovich Grigoryev, een gevangene die eerst jaren in de naziconcentratiekampen had doorgebracht en daarna onder het stalinisme in de goelags belandde, viel bij iedereen op door zijn legendarische eerlijkheid en nobelheid. Hij weigerde opdrachten uit te voeren die hij niet ethisch vond, ook al werd hij daar zwaar voor gestraft. Hij hield zich over het algemeen strikt aan de ethische regels die hij de juiste achtte. De invloed van zijn geestelijke puurheid op zijn lichaam zorgde er volgens Solzhenistyn voor dat zijn gezondheid vooruit ging, hij werd niet ziek ect. Eén ding staat vast: het ruimer onderzoeken en het benutten van de mogelijkheden die een meer psychologische benadering van de mens bieden (als alternatief voor de biologisch-reductionistische benadering) is zonder twijfel één van de grote uitdagingen van de toekomst. Zonder die uitdaging aan te gaan, is de kans klein dat we een duurzame oplossing vinden voor huidige en toekomstige crisissen.
Bemerking: het hebben van een sterk verlangen, alsook een sterke wil en liefde doen ons (i.t.t. het giving-up-syndrome waarbij men zich laat gaan) gezond gedrag stgellen, aandacht hebben voor gezonde voeding, en sterken ons immunsysteem. Dat is al langer geweten, doch zou inderdaad ook breder geweten mogen worden.
Desmet: “Dat we geneigd zijn om de hierboven te berde gebrachte wetenschappelijke observaties omtrent psychische causaliteit als vreemd of ongelofelijk te ervaren, kan alleen maar worden verklaard vanuit het feit dat wij uiteindelijk allemaal ten zeerste onderhevig zijn aan mechanistisch-materialistische illusies.”
Bemerking: Of kan het ook zijn dat ze ongeloofwaardig zijn omdat ze gewoon niet kloppen?
Desmet: “De wetenschap dwingt ons nochtans hoegenaamd niet om de psychische ervaring als passief onderworpen aan het materiële te beschouwen. Integendeel, de voorposten van de wetenschap - getuige daarvan bijvoorbeeld de citaten van Heisenberg, Bohr, Planck en Schrödinger hogerop – hebben veeleer tot het omgekeerde besloten. De weg naar een beter begrip van biologie en materie zal onbetwijfelbaar via het begrijpen van de structuur van ons psychisch leven verlopen. De wetenschap moet het daarom als één van haar meest fundamentele taken zien om de structuur van de psychische ervaring in kaart te brengen, haar wetmatigheden te expliciteren en te bestuderen welke mogelijkheden deze toegangspoort tot het menselijke wezen opent voor mens en maatschappij.”
Desmet: Ik benadruk daarbij dat zaken als het placebo-effect vooral wetenschappelijk onderzocht moeten worden. Ze mogen geen aanleiding geven tot een zich wentelen in een esoterie die op gespannen voet leeft met het verstand. Claude-Lévi Strauss toonde met zijn structurele antropologie dat de effecten van verhalen en voorstellingen wel degelijk in grote mate rationeel beschreven kunnen worden. Zijn beschrijving is tezelfdertijd adembenemend rigoureus in wetenschappelijk opzicht én radicaal anti-mechanistisch van aard. Dat is waar we naartoe moeten: een wetenschap die zich niet laat verblinden door de mechanistische ideologie, maar die de rationele analyse van de werkelijkheid maximaal doordrijft, tot aan de absolute limiet van het rationeel kenbare, tot aan het punt waar de ratio zichzelf achterhaalt.
Bemerking: zonde dat het verhaal van Levi-Strauss fout weergegeven werd en daarom bij Desmet tot overspannen conclusie m.b.t. de kracht van het Woord leidde… waarmee een verdienstelijke boodschap ondergesneeuwd raakt onder de esoterie en zodoende nauwelijks het verhoopte publiek kan bereiken…
Besluit hoofdstuk 10
Dit hoofdstuk 10 bevat enkele goede thema’s. Het is inderdaad nuttig voor de mensheid om breder te leren kijken naar ziekte dan louter somatisch. Het gesproken woord binnen een authentieke en dragende relatie kan sterke effecten hebben op het welzijn van de mensen, zowel qua lichamelijk gemak als qua psychische beleving. Evenzeer kunnen negatieve verhoudingen schadelijke effecten hebben op de gezondheid. We kennen placebo’s, nocebo’s en neurale plasticiteit. Die dingen zijn correct, maar de wijze waarop ze gepresenteerd worden geeft te denken. Kwantummechanische inzichten hebben hun merites, maar de wijze waarop deze doorgetrokken worden, via een overschatting van de circulaire causaliteit (die eigenlijk ook mechanistisch is) om in relatie gebracht te worden met placebo-effecten en een bijna magische kracht van het woord… dat maakt dit hoofdstuk wankel.
Ditdoet sterk denken aan epistemic decoy flooding (onwaarheden begraven onder waarheden), epistemic insousciance (zorgeloos omspringen met bronmateriaal, not giving a shit) en culpable credulousness (naïef foute verhalen aannemen, een quasi moedwillge zorgeloos omspringen met informatie). (zie bespreking hoofdstuk 8) Dit zijn kenmerken die men doorgaans ontmoet bij menners van complotdenkgroepen. Echter, hoewel het werk van Desmet hierdoor op dezelfde wijze lijkt om te gaan met informatie als complotgroepmenners doen, meen ik dat Desmet hier oprecht een goed verhaal wil brengen, al wringt hij het de nek om met zijn onzorgvuldigheden en een danig vage omschrijving en bewijsvoering dat deze overmatig veel ruimte laat voor magisch denken.
[1] Desmet schrijft het in deze ene zin niet zo (hij schrijft ‘bepaalt)’, maar doorheen dit en het vorige hoofdstuk heeft hij het over het ‘veroorzaken’. Bv: “Ooit zette het mechanistisch universum, als een verzameling materiële deeltjes, zich in gang en uit de initiële beweging van de deeltjes volgde al de rest. De deeltjes op zich zijn dus de materiële oorzaak, de bewegingen ervan die alle soorten effecten genereren, de efficiënte. (vorig hs9). Of in dit hoofdstuk: …tot een echte, biologische behandeling ontdekt wordt die de echte, biologische oorzaak van menselijk lijden aanpakt.”. En ook wanneer hij het denken van mechanisten m.b.t.de geestelijke gezondheid omschrijft: “tot een echte, biologische behandeling ontdekt wordt die de echte, biologische oorzaak van menselijk lijden aanpakt.” Desmet stelt doorheen zijn schrijven dat men binnen het mechanistische denken de wetenschappen hiërarchisch ordent en via die ordening de oorzakelijkheid denkt als een ketting van de harde fysica naar de zachte psychologie.