12/ Beschouwingen bij "De psychologie van het Totalitarisme" van Mattias Desmet
Deel 3 - Voorbij het mechanistisch wereldbeeld - hoofdstuk 11: Wetenschap en waarheid
Inleiding van De Psychologie van het totalitarisme
Deel 1: Wetenschap en haar psychologische effecten:
hoofdstuk 1 Wetenschap en ideologie
hoofdstuk 2 Wetenschap en haar praktische toepassingen
hoofdstuk 3 De kunstmatige maatschappij
hoofdstuk 4 Het onmeetbare universum
hoofdstuk 5 Het verlangen naar een meester
Deel 2: Massavorming en totalitarisme:
hoofdstuk 6 De opkomst van de massa
hoofdstuk 7 De menners van de massa
hoofdstuk 8 Complot en ideologie
Deel 3: Voorbij het mechanistisch wereldbeeld:
hoofdstuk 9 Het dode versus het levende universum
hoofdstuk 10 Materie en geest
hoofdstuk 11 Wetenschap en waarheid
Alles in 1 e-book: https://bit.ly/3UwedUJ
hoofdstuk 11 Wetenschap en waarheid
Dit hoofdstuk bevat vele mooie en juiste dingen. Maar er zijn zeker ook vraagtekens te plaatsen bij sommige ideeën en stellingen. We overlopen de tekst.
Desmet: “Totalitarisme is het geloof dat het menselijke verstand het leidinggevende principe kan zijn in leven en maatschappij.”
Bemerking: hier wordt de Verlichting à la Baruch Spinoza, die als een van de eersten geen andere verklaring accepteerde dan die gebaseerd op de rede, gelijk gesteld met totalitarisme. Met deze ene zin doet Desmet de volledige toepassing van zijn eigen construct over massavorming en totalitarisme op fenomenen als de coronacrisis, de wokebeweging en de klimaatbeweging teniet en slaat het toepassen van het werk van Hannah Arendt op het eigen construct nergens meer op. Hij beweert dat Arendt dat gezegd heeft (zie ook eerder) omdat voor hem ideologische toekomst-fictie gelijk is aan de mechanistische-materialistische wetenschapsideologie. Maar dat heeft Arendt niet gezegd. We leerden eerder, in de bespreking van hoofdstuk 6 dat totalitarisme onstaat op een vruchtbare “compost”:
They were implanted in countries that both experienced authoritarian monarchies before World War I, that had made more-or-less important concessions to parliamentarianism; that both possessed a powerful bureaucracy, strong military traditions, a dominant class of large landowners; and that both, in an unequal way, were on the way to industrial modernization (this being very limited in Russia, however). (Ian Kershaw,“Le Nazisme: Totalitarisme ou domination charismatique?” interview with Bruno Cabanes, Edouard Husson, and Christian Ingrao, European History/ Revue européenne d’Histoire, vol. 3, no. 2, 1996, pp. 266–267.) En we leerden ook dat er, volgens Desmet, om van totalitarisme te kunnen spreken niet alleen een massa noodzakelijk is geleid door menners, en een woekerende ideologie die zich door banale replicatie binnen de groep omzet tot een gewelddadige machine, we leerden ook dat er nood is aan de wil tot een totalitaire staat, tot de gebeurtenis ervan
We hernemen even uit de bespreking van hoofdstuk 3:
“Daarnaast merken we dat de aanval op de stroman verder gezet werd, zoals in het vervolg van het boek ook nog zal blijken: nl. dat de wetenschap, en niet de mens die hem hanteert, leidt tot een totalitaire staat volgens Desmet. Hier wordt de verkeerde 'agens' aangevallen. De wetenschap zelf is immers geen agens. Wetenschap an sich is ook geen bron van totalitarisme, zoals ook Vicky Iakovou stelt:
In order to bring these origins to light, she (Hannah Arendt) turns to the "subterranean stream of European history" (OT xv) in which the elements that crystallized into totalitarianism were hidden. But this turn does not imply that Arendt comprehends totalitarianism as the symptom of deeper trends or as the necessary logical outcome of pre-existing ideological currents. To the contrary, she claims: "What is unprecedented in totalitarianism is not primarily its ideological content, but the event of totalitarian domination itself." Hence her warning against "the tendency to simply equate totalitarianism with its elements and origins." [OT xv] Such equations obscure the novelty of the regime, by reducing it to the already known; they also imply that, far from belonging to the realm of contingency and unpredictability, history is the realm of necessity."
Iakovou waarschuwt ervoor om totalitarisme niet gelijk te stellen met z’n eventuele oorsprong, terwijl Desmet dat hier net wel doet. Hierdoor gaat Desmet in tegen zijn eigen eerdere pleidooi om niet mechanistische in logische rechtlijnige oorzaak-gevolg-redeneringen te denken, en denkt hij oorzaak-gevolg-gewijs rechtdoor van Verlichting naar Totalitarisme. En daarmee reduceert deze zelfverklaarde kenner van de complexe en dynamische systemen een geheel dynamische en niet voorspelbaar complex gegeven als geschiedenis, een heel complex schema van historische events, economie, politiek, religie, wetenschap, de vele naties en rijken met hun vele bestuursvormen, oorlogen, romances aan hoven, egoïstisch gewin, onze Kaïnske aard, onderdrukking, bloei, opstand, geweld, plagen en rampspoed, vernedering en ondergang… tot één enkele oorzaak-gevolg-koppeling, en dat dan nog eens door gelijkstelling ook. Faut le faire!
De wetenschap is geen handelende instantie, wel de mens zelf, de politiek, de bestuurders, de leiders. En die leiders doen dat heus niet om ideologische redenen, maar hanteren ideologie als middel waarmee ze de massa meelokken, als reden waarom ze het doen voor ‘het volk’. Om de mensen mee te leiden. Voor gewin en uitbuiting, leren we van Azar:
In my assessment, it cannot be a coincidence that the totalitarian regimes of the twentieth and twentyfirst centuries created the most exploitative structures as apparatuses for both domination and profit making. If not individual leaders themselves, the institution of totalitarian leadership is both driven by and dependenton money and capital accumulation to maintain its power for the total control and domination of masses. In her book, The Human Condition, Arendt explains how the obsession with wealth characterizes the modern age and social relations of work, which results in one's alienation from oneself and the world. In line of this, one could conclude that the dominance of alienating structures of labor enables the formation of shapeless masses of people who are submissive to the ideology of totalitarian regimes and produce the money they need for their efficient functioning and survival. Desmet's argument of mass formation, builds upon primarily psychological variables and leaves out an examination of the role of political structures. (In Structural Exploitation and Total Domination, Leila Faghfouri Azar https://existenz.us/volumes/Vol.15-2FaghfouriAzar.pdf ).
Dit veronderstelt (in lijn met Arendt) een wil tot the event of totalitarian domination itself, en leiders die (op kwaadaardige wijze, mag men denk ik wel veronderstellen) besluiten groepen uit te buiten (in lijn met Azar). Niet de ideologie dus, maar de leiders, al dan niet gemanipuleerd door grootbezitters, zetten het totalitarisme in gang op een vruchtbare compost van voormalig sterke naties met een sterke militaire traditie, parlementaire inspraak, grootbezitters, een transitie naar een nieuw technologisch tijdperk.
Hoewel Desmet dat zo niet lijkt begrepen te hebben is Arendt duidelijk over de rol van leiders, en de wil van de leiders tot een een-partijstaat om zo, via de installatie van een ideologie en het misbruik ervan, al dan niet zelf lichtelijk begoocheld door die ideologie, de totale macht te hebben (om uiteindelijk te kunnen uitbuiten). “Since the end of the last century, the repute of these Constitutional parliaments and parties has constantly declined; to the people at large they looked like expensive and unnecessary institutions. For this reason alone each group that claimed to present something above party and class interests and started outside of Parliament had a great Chance for popularity. Such groups seemed more competent, more sincere, and more concerned with public affairs. This, however, was so in appearance only, for the true goal of every "party above parties" was to promote one particular interest until it had devoured all others, and to make one particular group the master of the state machine. This is what finally happened in Italy under Mussolini's Fascism, which up to 1938 was not totalitarian but just an ordinary nationalist dictatorship developed logically from a multiparty democracy. For there is indeed some truth in the old truism about the affinity between majority rule and dictatorship, but this affinity has nothing whatever to do with totalitarianism. It is obvious that, after many decades of inefficient and muddled multiparty rule, the seizure of the state for the advantage of one party can come as a great relief because it assures at least, though only for a limited time, some consistency, some permanence, and a little less contradiction. The fact that the seizure of power by the Nazis was usually identified with such a one-party dictatorship merely showed how much political thinking was still rooted in the old established patterns, and how little the people were prepared for what really was to come. The only typically modern aspect of the Fascist party dictatorship is that here, too, the party insisted that it was a movement; that it was nothing of the kind, but merely usurped the slogan "movement" in order to attract the masses, became evident as soon as it seized the state machine without drastically changing the power structure of the country, being content to fill all government positions with party members. It was precisely through the identification of the party with the state, which both the Nazis and the Bolsheviks have always carefully avoided, that the party ceased to be a "movement" and became tied to the basically stable structure of the state.” (Hannah Arendt (1951), The Origins of Totalitarianism, Meridian Books September 1962 , second enlarged edition, p256-257).
Niet de ideologie is de agens of de oorzaak, wel de wil van leiders binnen politieke structuren die de wil hebben om te domineren en uit te buiten.
Desmet: “Het (nvdr: totalitarisme) streeft naar een utopische, artificiële samenleving, geleid door technocraten of experts die vanuit technische kennis de machine van de samenleving optimaal laten draaien. Het individu wordt daarbij volledig ondergeschikt gemaakt aan het collectief, gereduceerd tot een tandwiel in de maatschappij-machine (zie bijvoorbeeld ook Bertrand Russell in What science can mean for society)”. Het ideaal van de technocratische maatschappij was inherent aan de Verlichtingstraditie, in het bijzonder aan de positivistische tak ervan.”
Bemerking: Desmet lijkt een nogal eenzijdige kijk te hebben op wat de Verlichting inhoudt. Wanneer we er even Wikipedia op naslaan lezen we toch wel heel wat positieve zaken die helemaal niet overeenstemmen met bv. de idee van een utopische samenleving geleid door experten . Wat met emancipatie bv., of secularisering, popularisering van de wetenschap (= ze toegankelijker maken, de experts van hun voetstuk halen, kennis delen). En wat met Desmets collectivisme? Stemt dat overeen met vrijdenken, anarchisme? Hoe wordt het individu ondergeschikt gemaakt wanneer er net meer individualisering komt? Hoe past een mens als tandwiel in een machine in tijden van mensenrechten, vakbonden (socialisme), liberalisme? We nemen even een hele passage over:
Tijdens de Verlichting zag men haar (nvdr: de Verlichting) nog niet als een stroming of een afgebakend tijdperk, maar als een maatschappelijk proces waarvan de ontwikkeling kon worden nagestreefd en die nog voortduurt. De Verlichting gaf aanleiding tot modernisering van de samenleving door middel van individualisering, emancipatie, feminisme, secularisering en globalisering. Het gelijkheidsbeginsel, de mensenrechten en de burgerrechten vinden er hun wortels, net zoals het 'vrijdenken', het klassiek liberalisme, het socialisme, het anarchisme.
De Verlichting kent een kritische en een constructieve zijde. De kritische of radicale verlichters nemen het (geïnstitutionaliseerde) geloof en de onredelijkheid op de korrel. Zij komen op voor een scheiding tussen kerk en staat gebaseerd op rechtvaardigheid en democratie. De constructieve of gematigde verlichters, zoals Joseph Priestley zoeken manieren om kennis (wetenschap) en religie met elkaar te verbinden.
In de eerste helft van de achttiende eeuw hielden de filosofen van de Verlichting zich bezig met het populariseren van de wetenschap, het zoeken naar kennis, waarheid, geluk en volmaaktheid. In de tweede helft van de achttiende eeuw werden de grondslagen gelegd voor economie, sociologie, pedagogie, antropologie, en land- en volkenkunde. Tijdens de Verlichting hadden geleerden en amateurs grote belangstelling voor de natuur. Het ging hen om het ontdekken van de wetmatigheden. In de zeventiende eeuw en nog lang daarna werd het begrip 'filosofie' gewoonlijk gebruikt voor wat nu natuurwetenschap wordt genoemd. De filosofen uit de renaissance hadden voornamelijk aandacht besteed aan God en de mens, en de natuur was daarbij verwaarloosd. (https://nl.wikipedia.org/wiki/Verlichting_(stroming))
En wat dan met de natuur zo beweert Desmet verderop dat de natuur genegeerd wordt door de Verlichting?
Desmet: “Het is opmerkelijk deze Positivistische denkers genre Henri de Saint-Simon en Auguste Comte drukten hun fanatieke geloof uit in een humanistisch-technocratische maatschappij waarin wetenschappers en technocraten de plaats van pausen en priesters zouden innemen.” Niet God maar de menselijke Rede moet worden verheerlijkt. Dat is de weg naar een utopische maatschappij zonder oorlog of conflict, een Rijk der Vrijheid. “
Bespreking: dat zijn inderdaad uitwassen, onwenselijke zelfs, maar de Verlichtingsidee valt hiermee niet samen.
Desmet: “Het nazisme en nog meer het stalinisme zijn historisch gezien de verst doorgedreven pogingen om de totalitaire ideologie in de praktijk te brengen. Ze zouden het paradijs realiseren en daarvoor was álles gerechtvaardigd: uitsluiting, stigmatisering en uiteindelijk ook de industriële uitroeiing van elke bevolkingsgroep die niet in het ideaalbeeld paste.”
Bespreking: ze waren de verst doorgedreven pogingen om hun gekozen totalitaire politiek door te drukken die zich baseerde op een ideologie, maar die finaal als doel de macht had. De ideologie was dan misschien oorspronkelijk wel een droom die eerst slechts enkele leiders wilden realiseren, en daarna hun volgers ook, maar ze was in de eerste plaats een middel en geen doel. Het is m.i. niet correct om de Verlichtingsfilosofie gelijk te stellen met de politiek gehanteerde ideologie die zich baseerde op een toenmalig actueel product (naast de zovele andere producten) van de Verlichting. Deze ideologie diende een utopisch doel van een ‘reine maatschappij’ of wat dan ook, maar dat doel is niet inherent aan de aan de Verlichtingsidee ontspruitende wetenschap(-sfilosofie), of kennis of inzicht wat dan omgebouwd wordt tot een ideologie. En laat ons niet vergeten: it's about the economy, stupid! Niet de ideologie. Stammenoorlogen worden niet gevochten om een of ander houten beeldje die een god voorstelt maar toegang tot water en grondstoffen… en grondstoffen geven economische (en naderhand politieke) macht… wereldmachten riskeren zich niet voor het feit dat een liberale democratie met verschuivende waarden naast de deur woont… Het gaat om geld en macht… en soms indirect (of dat wordt althans zo verteld) om het geloof in de eigen ideologie te versterken of te verdedigen omdat die eigen ideologie een economie (van uitbuiting) dient om de mensen onder de knoet te houden, ten voordele van een groep oligarchen bijvoorbeeld.
Hierna volgt een waarschuwing voor een transhumanistische wereld. Een terecht pleidooi, al lijkt Desmet zijn eigen angst nogal voor universele waarheid te aanzien en de huidige technologische mogelijkheden te overschatten en het voor te stellen alsof die binnen de kortste termijn al met zekerheid ingang gaan vinden in onze gedesorganiseerde wereld. Transhumanisme en z’n technologische oplossingen zijn binnen Desmet zijn dystopisch totalitair toekomstbeeld middelen om de mens mee te verheffen. Dit veronderstelt, willen we dit transhumanisme dan ook totalitair implementeren, een koppeling van een geheel volk aan hetzelfde systeem, gelijke regels overal... De illusie dat de lockdowns overal ter wereld gelijkaardig waren klopt niet. Anders was het niet mogelijk geweest te wijzen op de verschillende effecten van de verschillende manieren van aanpak in bv. Zweden, India, Italië, de VS, Brazilië, China, Frankrijk, Australië, … En met de energieproblemen van nu enerzijds en armoede anderzijds is het maar de vraag of dergelijke transhumanistische freakshows zoals babies in plastic uterussen gaat weggelegd zijn voor meer mensen dan die enkelen die ervoor kunnen betalen. Een globaal gedigitaliseerd netwerk en bijbehorende digitale opslag van data vergen immense hoeveelheden servers en energie welke steeds schaarser wordt. Bovendien lukt het de overheid nog niet eens om ons gerechtssysteem te digitaliseren, dus de kans dat het lukt om de rest te laten lukken? Daarnaast lukt het niet om onze persoonlijkheidskenmerken, onze identiteit te uploaden. De kans dat we hier in gaan willen meestappen is klein. (https://www.thenewatlantis.com/futurisms/why-transhumanism-wont-work)
Ondanks zijn wat ‘beknopte’ demonstratie van complex denken met betrekking tot de genese van totalitarisme door alles op 1 causale vector genaamd ‘Verlichting’ te plaatsen, toont Desmet zich hier wel weer adept van complexe systemen: “Het is vooral dit wat de wetenschap van de twintigste eeuw ons op verbluffende wijze getoond heeft: het kleine en het grote zijn met elkaar verbonden, alles maakt deel uit van een overkoepelend, complex en dynamisch systeem.” Hierna volgt een terechte verwijzing naar onze onbekendheid met onze plaats in de natuur, de onbekendheid van bepaalde levensmechanismen,… en de nood aan intellectuele nederigheid waartoe dit niet-weten noopt.
Desmet vervolgt met een verwijzing naar het interessante spanningsveld tussen 2 asymmetrische bewegingen: deze van de wetenschappelijke kennis en deze van de zingeving. Hoe meer wetenschappelijke kennis we over iets verwerven, hoe meer zingeving we verliezen. We dienen hier inderdaad een midden te vinden, op de ideale snijlijn tussen ratio en spiritualiteit (want dat is toch waar Desmet het over heeft, meen ik, wanneer hij het heeft over ‘trillen’ en ‘resoneren’: een soort van bezielde verbinding). Echter we dienen wel plaats te geven aan beide. Desmet lijkt hier meer over te hellen naar spiritualiteit (is dat hoe hij denkt over liefde en emotie?) al geeft hij aan dat het rationele uiteindelijk ook wel een plaatsje). Getuige de woorden van Etienne Vermeersch in zijn lezing over Spirituelen en obscurantisten: 'In naam van de liefde slaan ze elkaar de kop in': 'Willst du nicht mein Bruder sein, ich schlage dir den Schädel ein'.” (Aud. E - Blandijnberg - Universiteit Gent. (2011)), immers, met Liefde en Emotie alleen komen we er niet. In naam van de liefde en Het Goede kan men om het even welke ideologie bedenken en mensen de grootste wreedheden laten plegen. Kijk maar naar de wreedheden van de Inquisitie om in te zien tot wat Het Goede Gods kan leiden.
Hetgeen volgt is een mooi stukje psychoanalytische ontwikkelingspsychologie waar grotendeels mee in te stemmen valt. Niets op aan te merken. We leren er onder andere over de kracht van de zelfontplooiing, het kennen en realiseren van een verlangen, het belang om vanuit zichzelf te spreken als poging tot incarnatie van het eigen ideaal. Echter, helemaal aan het einde van dat deel zien we dat Desmet wel nog even wil verwijzen naar zijn eerdere overschatting van de kracht van het woord op het lichaam. Desmet: “Wat het uiteindelijke potentieel is dat er op dit pad gerealiseerd kan worden, is onduidelijk, maar de enorme invloed van het psychische op het lichaam die we in het vorige hoofdstuk besproken hebben, toont dat de mogelijkheden ervan buitengewoon zijn. Het is op dit spoor dat de toekomst van de mensheid ligt en niet op het mechanistisch-transhumanistische spoor. De wetenschap én de op haar gebaseerde Verlichtingsmaatschappij staan eigenlijk voor dezelfde tweesprong als elk kind staat wanneer het geconfronteerd wordt met de fundamentele onzekerheid van zijn bestaan en van zijn positie in de verhoudingen met de Ander. We kunnen als maatschappij terugdeinzen voor de angst en de onzekerheid miskennen, of we kunnen onze narcistische angst trotseren en de onzekerheid aanvaarden. De eerste keuze betekent dat we de oplossing zoeken in nog meer (pseudo)wetenschappelijke ideologie, schijnrationaliteit, schijnzekerheid en technologische controle; zo belanden we in nog meer angst, depressie en (sociaal) isolement. En daarop reageren we door nóg hardnekkiger het oncontroleerbare te proberen controleren, met nog meer ontreddering tot gevolg.”
Vervolgens schiet Desmet weer door in een nieuw staaltje van de reeds eerder vertoonde Kantiaanse maximalisaties, met een bijna Sadiaans effect (cfr: Lacan (1963): Kant avec Sade): de totalisering van de angst bij zijn volgers, in casu voor (o ironie)… totalitarisme. Desmet: “In dit boek hebben we getoond dat het logisch eindpunt van deze vicieuze cirkel massavorming en totalitarisme is, dat wil zeggen: de radicale destructie van alle menselijke creativiteit, eigenheid en diversiteit én elke vorm van sociale band (behalve de band tussen individu en staatscollectief . We zien in alle opzichten hoe dit proces naar zijn limiet toe evolueert. Voor het eerst in de geschiedenis is het hele werelddorp in hetzelfde proces van massavorming gegrepen en is de ver-technologisering en -mechanisering van de wereld zover doorgedreven dat haar controle tot in de kern van de intimiteit en de privésfeer reikt. We maken daarmee het eindpunt mee van een cyclus, het moment waarop een heersende ideologie tot haar uiterste consequentie gedreven wordt, zich nog één keer in haar volle macht opricht en zo ook definitief haar onmacht toont.” Zo is het inderdaad nuttig als samenleving een andere houding aan te nemen tegenover de pervasieve digitale sociale media.
Desmet: “Op het tweede keuzespoor trotseert de maatschappij haar angst en erkent ze dat onzekerheid inherent is aan de menselijke conditie en een noodzakelijke voorwaarde is voor het ontstaan van creativiteit, eigenheid en menselijke band. Op dat spoor wordt de maatschappij een ruimte waarin verbondenheid en individuele verschillen elkaar wederzijds versterken — dit in tegenstelling tot totalitaire systemen waarin het collectief radicaal ten koste gaat van het individu en alle diversiteit verdwijnt en vervangen wordt door een monotone staatsidentiteit.”
Bespreking: Het leren leven met de dood is inderdaad noodzakelijk willen we betekenis kunnen geven aan het leven, want het leven krijgt slechts zijn betekenis in z’n eindigheid. In dat opzicht is het maar raar dat Desmet net de oneindigheid van een miljarden jaren durende reis van partikels op kwantum-mechanistisch niveau invoegt in onze eindige menselijkheid (zie bespreking hoofdstuk 9). Dat zijn andere schalen en dat vergt een andere ethiek. Dat daargelaten dienen we dood dus een plaats te geven. Net in dat opzicht is het ook raar dat Desmet stelt dat de vaccins geen goede zaak zijn omdat ze heel veel vaccinschade zouden opwekken. Naar aanleiding van een gesprek op YouTube waarin Desmet verwees naar de 36.000 sterfgevallen door de vaccins, voerde VRT een fact-check uit (https://www.vrt.be/vrtnws/nl/2022/02/03/check-europese-meldingen/), In deze fact-check beweert men dat dit niet klopt. Desmet schreef naar aanleiding daarvan op 5 februari 2022 het volgende bericht op https://www.facebook.com/1106671659/posts/pfbid02CcLd7sL3qK4cBrowiSBYBzcsjnz5ZsTrkawyh4YK3rjRSw6Ykpy7xzxG1dx7iYzgl/?app=fbl waarin hij stelt: “We gaan die factcheck zelf factchecken. Rustig, zoals dat eigenlijk moet verlopen in een open gesprek (of debat). Ik ga dat zeker niet doen vanuit een rancuneuze ingesteldheid. Als ik fouten gemaakt heb, ga ik dat ruiterlijk toegeven - 'The man who makes no mistakes, usually doesn't make anything at all'. Ik heb het bijzonder druk nu, met de start van het tweede semester en de publicatie van mijn boek, maar deze factcheck ga ik niet laten voorbijgaan. Hij vormt de perfecte aanleiding tot reflectie over iets wat nu veel teveel aan de aandacht ontsnapt - de nevenwerkingen van de vaccin en de eraan verbonden vraag welke psychologische processen er spelen, zowel in de inschatting van het aantal slachtoffers dat het virus maakt als het aantal slachtoffers dat het vaccin maakt. Mattias”
We zijn vandaag 03.12.2022, zo ongeveer 10 maand verder, maar we zagen nog steeds geen factcheck passeren, ondanks het feit dat ik Desmet er reeds meermaals aan herinnerde.
Ik schreef op 03.08.2022 dat ik de indruk had dat hij liever meer tijd stak in het promoten van zijn boek, in plaats van het trachten behoeden van mensen voor deze vermaledijde vaccins. Indien Desmet echt in zou zitten met de mensen, dan zou het toch zijn eerste prioriteit zijn om trachten aan te tonen dat deze vaccins ‘vreselijk schadelijk zijn en tot ontelbare doden hebben geleid’ zodat we stoppen deze te gebruiken, niet? Dat zou je dan toch mogen verwachten van iemand die dit allemaal doet om ‘ons’ te redden? De laatste herinnering aan deze achterstallige factcheck leverde op 3 augustus 2022 uiteindelijk een blokkage op zijn facebook-pagina op, nadat mijn bericht door hem gewist werd. Was Desmet niet tégen censuur en het monddood maken van mensen? Of heeft hij liever dat zijn volgers hier niet aan herinnerd worden?
[TD1] Los daarvan valt op dat Desmet de dood, zij het dan de dood die eventueel zou voortkomen van de vaccins, blijkbaar veel moeilijker een plaats kan geven dan de honderdduizenden corona-doden, ondanks het feit dat het hier over een veel kleine hoeveelheid zou gaan, als zijn getal al zo hoog zou zijn in de eerste plaats. Mattias Desmet, we wachten nog steeds op jouw factcheck! Deze herinnering kan je echter niet uitwissen.
Desmet: “De Grote Wetenschap is ons voorgegaan op dat spoor — ze volgde de Rede tot haar absolute limiet en heeft de opening gemaakt naar en uitzicht gegeven op een nieuwe vorm van kennen, een nieuwe vorm van verbinden met het Andere en op een menselijke existentie volgens andere principes. De manier waarop ze daartoe kwam, is structureel dezelfde als de manier waarop een jong kind dat doet. Ook jonge wetenschap vertrekt vanuit een geloof dat het object dat bestudeerd wordt volledig logisch begrepen kan worden. Feiten zijn logisch — wat zouden ze anders zijn? Maar hoe verder de logische analyse van het onderzochte fenomeen doorgedreven wordt, hoe helderder er zich een kern in aftekent die intrinsiek onlogisch is en onbereikbaar is voor het menselijke verstand.”
Bespreking: hierin kan ik Desmet volgen, de totale wereld, het (Lacaniaanse) Reële, is niet kenbaar. We dienen ons bewust te zijn van de limieten van ons kennen, en in te zien dat de verhouding die we in ons hoofd creëren tot de wereld inderdaad in se een irrationeel deel kent. Dat wat we nog niet goed kennen, daar kunnen we nog geen heldere duidelijke visuele voorstellingen of schema’s van maken, waardoor we ook niet in staat zijn de singuliere logica erachter te vatten. Op dat punt kunnen we niet anders dan het probleem irrationeel benaderen en spreken over wat we voelen, hoe we het inschatten,… Een aanvullend, het singuliere Reële is voor éénieder iets anders, elk heeft z’n specifieke onnoembare trauma’s en z’n eigen subjectieve en singuliere verlangens… dergelijke dingen vindt men niet terug in Desmets redenaties over de werkelijkheid waarbij hij doet alsof deze universeel is.
Desmet: “En net als bij een kind opent er zich op dat moment een besef van de relativiteit van elke logica en een gevoeligheid voor taalvormen die niet zozeer naar logisch begrip streven, maar die tot een directer aanvoelen, tot resonantie met het object leiden (poëzie, mystiek, enzovoort). We zijn dit boek begonnen met te stellen dat de opkomst van het mechanistisch mens- en wereldbeeld een revolutie betekende op het niveau van het kennen van de wereld. Binnen een religieus wereldbeeld werd kennis aan de mens gereveleerd door God. De bron van alle weten lag dus buiten de mens. Binnen het mechanistisch wereldbeeld werd dit anders: de mens situeerde de bron van kennis in zichzelf. Hij kan door feiten te observeren en er logisch over na te denken zélf tot kennis komen. Maar op het einde van de tocht besluit ook de wetenschap weer dat het weten buiten de mens ligt (zie bijvoorbeeld de tekst van Max Planck eerder in dit hoofdstuk). Het ultieme weten bevindt zich buiten de mens. Het sluimert in de dingen. En de mens ontvangt het door als een snaar mee te trillen op de frequentie van de dingen. En hoe meer de mens vooroordelen en overtuigingen opzij kan zetten, hoe zuiverder hij kan meetrillen met de dingen rondom hem en een nieuw weten kan ontvangen. Dat is één mogelijke interpretatie van de stelling van Renée Thom, dat grote wetenschappers niet zozeer over een enorme logische denk-capaciteit beschikken, maar wel over een buitengewoon vermogen om zich in te leven in de dingen die ze bestuderen (zie hoofdstuk 1).
Bespreking: als psychoanalyst zou ik liever zeggen dat het weten inderdaad buiten het Symbolisch-Imaginaire ligt, en dus buiten ons, maar dat onze Waarheid wel binnen ons schuilt, in ons onbewuste. We dienen daar voeling mee te krijgen, met ons onbewust denken, ons onbewust aanvoelen het welk ons handelen stuurt… We zijn handelen levende wezens met verlangens, die ook heel sensitief zijn naar heel wat non-verbale interacties. Desmet hanteert in de volgende paragrafen de begrippen “trillen” en “resoneren”. Ik meen dat hij hiermee algemeen begrijpbare termen probeert te vinden voor het psychoanalytische begrip overdracht. Overdracht is een psychoanalytische begrip dat (heel erg simpel voorgesteld) de relatie tussen een mens en een andere mens mee aan te duiden, een Ander op wie men iets projecteert, of soms een ander in wie men een ‘verondersteld weten’ plaatst. (Echter: Bij Desmet ligt dit weten schijnbaar niet in De Ander. Het schuilt in niemand, behalve in het Tijdloze en Eeuwige Sublieme en Ideale Principe, en we kunnen enkele in de buurt ervan komen als we resoneren met de sublieme esthetische figuren waarin dat principe zich uit.)
Deze ideële psychische verhouding verloopt via bewuste en onbewuste, via rationele en irrationele denkprocessen. Binnen de psychoanalytische praktijk is het gebruikelijk om via de gelijkzwevende aandacht een zekere resonantie te vinden met de patiënt, en vanuit die gevoelde resonantie met het eigen onbewuste van de psychoanalyst, het onbewuste zijn eigen particuliere waarheid te laten spreken, en zo de patiënt iets van zijn eigen onbewuste denken aan hem terug te geven opdat hij het beter leert kennen en er beter naar leert handelen en leven. Het is hier dat spreken over Parrhesia (naar Foucault) zeker zijn waarde heeft. Deze zaken overplaatsen naar de dagdagelijkse wetenschappelijke praktijk, naar onze band met de fysieke werkelijkheid, lijkt me echter delirant.
Wat verder ook opvalt, is dat we doorheen dit hele denken van Desmet en in zijn omschrijving van de hedendaagse wereld nergens liefde en leven, menselijk falen, variatie,… tegenkomen. We ontmoeten een doods universum, als een pure machine, schakel na schakel, tandwiel na tandwiel, zonder falen, zonder leven.
Hoe komt het toch dat Desmet dit leven niet ziet, niet vindt in onze samenleving? Waarom ziet hij overal zielloze machines die collectief langs voorspelbare schakels van een ketting glijden? En zo zijn koortsige dromen voeden? Men zou op de duur zoals Nietzsche heil gaan zoeken in het bittere chloraalhydraat. Waarom ziet hij een wereld die alleen kan glijden en gedijen op principes van druk, weerstand, stroom, flux, lading, verdeling, potentiaal, temperatuur, bron, vat, overdruk, ventiel... in een logistisch redeneerbare schakeling... Die machine leidt tot het punt van horror en irrationaliteit omdat ze alleen maar doet wat ze doet. Maar losse mensen in een massa doen toch niet wat ze moeten doen zeggens een mechanistische machine van dynamisch gekoppelde systemen? Er is daar toch nog teveel vrij spel? Een lek in een leiding, drukopbouw, afvoer, verstopping, systeemcrash, wrijving, remming, mechanisme, breuk, verlies,... Net door de wereld alleen maar zo te denken als een pure machine die zichzelf tot haar eindpunt voert en net door de poëzie van de vrije mens te vergeten kan je tot zo'n horrorfantasie komen. Alsof je de liefde, de vrijheidsdrang, het collectieve streven, de wispelturigheid, het toeval, de weerstand, het verzet, geile seks, brute moord, hoop en verdriet, de menselijkheid in zijn disparaatheid, de gekoesterde en omgebogen haat, het sublieme en het schone, het tekort, het lege en het volle… niet meer ziet en daardoor vergeten injecteren bent in je doem-machine. Ik deel jou fantasieën niet, Desmet. Ik zie nog genoeg liefde, samenkomst, man, verbinding, vrouw, verzet, grensoverschrijding, democratische bewegingen... om te kunnen geloven in je doemnachtmerrie. De fracalisatie tot in de oneindigheid, dat is slechts J.L. Borges zijn labyrintische bibliotheek van Babel, een fictie. Bezoekers noch ik ontmoeten zulke dromen in mijn bed, Mattias Desmet .
Waarom ontmoet hij dat sublieme van het levende pas via de wijsneuzerige omweg van kwantummechanica? Waarom niet het leven en de natuur zelf observeren en religieus pleiten voor meer bezieling en menselijkheid? Waarom ziet hij het leven niet gewoon in de samenleving, onder ons onder de mensen, waardoor hij ons aan het eind een recept moet voorhouden met meer liefde en resonanties?
Desmet: “We kunnen ons ten slotte afvragen: is het niet gevaarlijk om rationaliteit als ideaal op te geven? Die vraagt noopt me tot een kleine denkoefening, die slechts omwille van de ernst van haar onderwerp niet banaal is. Er sterven elke dag 35 000 kinderen door honger. Waarom brengt dit de massa niet in beroering en een virus wel?”
Dat is inderdaad een pertinente vraag, al zouden deze mensen, met een reeds verzwakt immuunsysteem, natuurlijk nog makkelijker sterven door een virus dan zonder dat virus. Inzetten op (voedsel)armoede is inderdaad een van de grootste uitdagingen van de toekomst. Samen met het energieprobleem en het afvalprobleem en het klimaatprobleem. Al is het maar de vraag of we dit opgelost krijgen met trillingen, resonanties, poëzie, kwantummechanistische new-age-achtige metafysica, de wonderbaarlijke kracht van het Woord geschraagd door sublieme principes en diets meer.
Besluit hoofdstuk 11
We zien Desmet een mooie aanloop nemen om een lans te breken voor een meer holistische mensvisie en wetenschapsideologie. Het klopt inderdaad dat er heden ten dage nog veel vooruitang te boeken is op dat terrein, al is de kennis erover ver van nieuw . Het is zonde dat hij bepaalde zinnige en mooie inzichten vermengt met een serie moeilijker te verdedigen inzichten.
Globaal kunnen we stellen dat Desmet de definitie van totalitarisme laat samenvallen met die van de Verlichting zelf, terwijl net het verlaten van het pad van de Verlichting leidt tot totalitarisme. Ghaemi is hier ook heel duidelijk over in zijn verwijzingen naar de houding van Hannah Arendt en Karl Jaspers tegenover de Verlichting: “Jaspers and Arendt clearly and repeatedly opposed this rejection of the Enlightenment tradition in favor of accepting the absolute truths of science, within their scope. Jaspers and Arendt also held that this anti-postmodernist acceptance of the Enlightenment tradition was needed to defend liberal democracy and to reject totalitarianism. (…) It is the author's attitudes, not those he criticizes, that leads to totalitarianism. (…) The core thesis of The Psychology of Totalitarianism, namely, that Enlightenment and science lead to totalitarianism, is false as argued above. The truth is exactly the reverse. (…) Postmodernist relativism regarding truth and rejection of science leads to totalitarianism. The Enlightenment tradition's acceptance of science as truth is the strongest bulwark against totalitarianism. To repeat, this clearly was Jaspers' view, Arendt's view, and Orwell's view. I stand with them.” (S. Nassir Ghaemi, Postmodern Anti-Science Ideology: The Real Source of Totalitarianism, . https://existenz.us/volumes/Vol.15-2Ghaemi.pdf).
Verder zien we dat Desmet inzichten uit de kwantumfysica vermengt met sociologie, net als dat hij zienswijzen uit de psychoanalyse extrapoleert naar de gehele wetenschap, welke beide even weinig steek houden. Dit klinkt allemaal heel mooi, dat wel, lekker verbindend, maar dit illustreert des te meer de relativistische houding van Desmet. Eens men begint met de betekenis van begrippen te rekken, ze te laten verschuiven tot buiten hun geëigende kader, dan brengt dit post-modernisme het gevaar met zich mee dat men eindeloos betekenissen van begrippen kan laten schuiven en verglijden tot het ene begrip eigenlijk het andere betekent (zoals Desmet hier doet door de definitie van totalitarisme gelijk te stellen aan de Verlichting). En eens men begint met principes uit één wetenschapsdomein of -niveau te hanteren binnen een ander, dan weet men niet meer wanneer het glijden stopt en wat nu eigenlijk nog wat betekende. Net hier zet men de deur open voor de willekeur. Want mits enige pervertering kan men om het even wat verkopen als “het goede”, “het natuurlijke”, “het meest menselijke”,… Want wat betekent dat, hoe vult men dat in? Wanneer men zich nog door de ratio laat sturen, met het hart op de juiste menselijke plaats, met begrip voor holisme en subjectiviteit, dan heeft men nog ijkpunten. Maar wanneer men alleen afgaat op gevoelens, die per definitie subjectief zijn?, dan niet… want over kleuren en smaken valt niet te twisten… omdat iedereen iets anders vindt en mag vinden… Maar wat is dan nog ‘goed’? Datgene wat die ene leider zegt dat het goede is…? Zo subjectief allemaal… En precies dat zet de deur open voor het totalitarisme dat Desmet met dit boek net wil afweren…
Al bij al is het een teleurstellend boek omdat het heel wat nuttige en interessante zaken en thema’s bevat, maar de wijze waarop ze verdraaid worden, buiten hun geëigende kader, maakt dat we tot een angst-inducerend en wat delirant construct komen. Het boek pretendeert - gezien het lesmateriaal vormt voor het vak maatschappijkritiek dat Desmet geeft - een maatschappijkritische analyse te zijn. In plaats van een analyse te zijn is het echter een zelfoverschattende (delirante) constructie.