24 De ongeloofelijke verkenningsreis van Pytheas Van Massalia - deel 1
over verkenning, wetenschap en ongeloof...
“Periplous” of “reisverslag”
Een reeks over geschiedenis, archeologie, pseudo-archeologie, bronnenonderzoek, mythologie, social media, politieke propaganda, conspiracies en gewoonweg nog meer geschiedenis...
Meer informatie over de reeks 'Periplous' en overzicht van de teksten
Aflevering 1: De Wereld van Pytheas van Massalia
Inleiding.
In het jaar circa 325 v.Chr. waagde een Griekse geleerde uit Massalia zich aan een reis naar het uiterste noorden – verder dan enig Griek ooit gegaan was. Zijn naam: Pytheas van Massalia. Eeuwen later zou menige schrijver zijn ongeloof uitspreken over Pytheas’ verhalen. De geograaf Strabo noemde hem smalend “die charlatan Pytheas”, alsof zijn reisverslag louter fantasie was. Toch was Pytheas geen verzinselaar, maar een pionier: een ontdekkingsreiziger én wetenschapper die als eerste Europeaan de toen nog mysterieuze kusten van Britannia en daarbovenuit verkende. In deze driedelige serie onderzoeken we Pytheas’ opmerkelijke expeditie. We schetsen zijn achtergrond in Massalia en de drijfveren voor zijn tocht, volgen zijn reis langs onbekende kusten tot aan de rand van de bekende wereld, en reflecteren op de betekenis van zijn ontdekkingen – zowel in zijn eigen tijd als in de geschiedenis van de wetenschap.

Massalia: Griekse poort naar het Westen.
Pytheas vertrok vanuit Massalia (het huidige Marseille), een bloeiende Griekse kolonie gelegen aan de Middellandse Zee-kust van Gallië. Of hij er geboren is, of waar hij vandaan komt, weet geeneen met zekerheid te zeggen. In de vierde eeuw v.Chr. was Massalia een welvarende handelsstad, een poort naar het westen waar de Griekse en Keltische wereld samenkwamen. De stad was gesticht door Phocaeïsche Grieken en had een reputatie als centrum van maritieme kennis, navigatie en exploratie. Massalia’s ligging aan de rand van de toen bekende Griekse wereld maakte haar inwoners nieuwsgierig naar wat zich verder voorbij de horizon bevond. Ze hoorden via Keltische en Fenicische kooplieden verhalen over verre landen in het noorden, over eilanden rijk aan tin en over de mysterieuze stof barnsteen die aanspoelde aan koude kusten.
Barnsteen (amber) was de versteende hars die in de Oudheid via omwegen uit het verre noorden de Mediterrane wereld bereikte. De Grieken noemde het ‘elektron’ en in de oudheid aanzag men deze stof als heel waardevol. Zo waardevol dat er vanop de Baltische kusten gehele handelsroutes aangelegd waren tot op de vlakte van de Po om het tot in de mediterrane regio te krijgen. In Massalia moeten kooplieden fantastische verhalen hebben verteld over de oorsprong van deze goudglanzende steen. Tin was dan weer belangrijk omdat wanneer men het versmolt met koper, men er het sterkere metaal brons mee kon maken. In de bronstijd was dit een erg gegeerd goedje en onderandere de Phoeniciërs voerden deze langsheen de Iberische kusten tot in de mediterrane regio. Daarnaast waren er nog netwerken vanuit het Erzgebirge in Duitsland tot aan de kusten van de Middellandse zee, onderandere via Heuneburg, een versterkte en ommuurde Keltische stad in Zwitserland die een zodanig belangrijk knooppunt was van deze handel dat het op een bepaald moment omstreeks 600v.Chr Rome in grootte overtrof. Heuneburg werd later dan wel ingehaald door Rome.
Pytheas’ expeditie werd vermoedelijk ingegeven door de wens nieuwe bronnen van tin en barnsteen te vinden en de geheimen van de oceaan te ontsluiten want tegen Pytheas’ tijd raakte de traditionele zeeroute van Massalia richting het Atlantische westen steeds meer geblokkeerd. De machtige Carthaagse zeevaarders beheersten de doorgang bij de Zuilen van Herakles (Gibraltar) en hadden weinig belang bij Griekse concurrentie op de Atlantische zeeroutes. Hierdoor dreigde Massalia afgesneden te worden van de rechtstreekse aanvoer van tin en andere kostbare goederen uit het verre westen. Tin was een onmisbaar metaal voor de vervaardiging van brons, en de belangrijkste bron – de tinmijnen van Brittannië – lag ver buiten de Griekse oikoumene (bekende leefwereld). Evenzo prikkelden verhalen over barnsteen, dat “uit de zee” kwam, de verbeelding. Wat het was en van waar het kwam, daar werd op mythologiserende wijze over gespeculeerd. Massalia had dus zowel economische motieven als pure wetenschappelijke nieuwsgierigheid om nieuwe wegen naar het noorden te verkennen.
Volgens latere overlevering ondernam Pytheas zijn expeditie in opdracht van het stadsbestuur van Massalia. Als relatief bescheiden burger kon hij zo’n grootschalige reis vermoedelijk niet op eigen houtje financieren. De Massaliotische handelaren zullen in hem - om een ons onbekende reden, want we weten bijna niets over hem - de geschikte leider voor een ontdekkingsreis: Pytheas had - zo bleek toch achteraf uit zijn inmiddels verloren gegane boek Peri tou Okeanou (over de Oceaan) een uitstekende scholing, met kennis van aardrijkskunde, astronomie en wiskunde. Hij was niet zomaar een avonturier, maar ook een wetenschapper pur sang. In een tijd dat velen nog dachten dat mythologische wezens de uithoeken van de wereld bevolkten, had Pytheas geleerd met een gnomon (zonnewijzer) zijn noord-zuid-positie op aarde te bepalen aan de hand van de zon. Zo mat hij in Massalia op nauwkeurige wijze de breedtegraad van zijn thuisstad op 43°13’ noorderbreedte – een verbluffende prestatie die aantoont dat Pytheas over geavanceerde vaardigheden beschikte voor zijn tijd.
Intellectuele en geografische context.
Pytheas leefde in een tijd van razendsnelle uitbreiding van kennis over de wereld. Hij was een tijdgenoot van Alexander de Grote, die op hetzelfde moment diep landinwaarts richting India trok. Maar waar Alexander’s veldtocht het oosten verkende, richtte Pytheas zijn blik op het koele, mistige noorden en de uitgestrekte Oceaan. Hij kende ongetwijfeld de geschriften van vroegere Griekse schrijvers. Herodotos had in de eeuw vóór Pytheas melding gemaakt van de legendarische “Tin-eilanden” (Cassiterides) ergens in de verre oceaan, en van een land waar barnsteen vandaan kwam – maar dit alles in termen van vage geruchten. In de Griekse mythologie bestond ook het idee van Hyperborea, een paradijselijk land voorbij de noordenwind. In de oudste bronnen werd Hyperborea gezocht in het verre noordoosten van Europa of Azië, maar gaandeweg verschoof die horizon naar het noordwesten, parallel aan de migratie van volkeren (Kelten en Cimmeriërs) en de ontdekking van nieuwe gebieden. Tegen de tijd van Pytheas speculeerden geleerden dat er ergens in het hoge noorden een eiland moest liggen waar de zon nooit onderging, en een ander eiland waar het steeds donker was – maar niemand had bewijs. Homeros sprak over geruchten van zeevaarders dat dit bizarre verschijnsel plaatsvond in de landen ten noorden van de Cimmeriërs (die toen op de kusten van het huidige Ukraïne leefden)… vermoedelijk gingen beide geruchten over de landen binnen de poolcirkel waar omstreeks de zomerzonnewende de zon niet onder gaat en het rond de winterzonnewende steeds duister is. Hoe die informatie tot bij Homeros was geraak is een raadsel.
Pytheas moet hebben besloten dat het tijd was om de geruchten en mythes op de proef te stellen. Geïnspireerd door het ideaal van Thoukydides (Thucydides), die stelde dat historische en natuurfenomenen zonder de inmenging van goden verklaard moesten worden en bij voorkeur door eigen observatie, wilde Pytheas zelf zien wat er waar was van de verhalen. Hij vertrok dus niet alleen als handelsgezant, maar ook expliciet als onderzoeker. Een aanwijzing daarvoor is dat hij na terugkomst openlijk verslag deed van zijn reis in zijn boek Over de Oceaan (Τὰ περὶ τοῦ Ὠκεανοῦ). Had het louter om een geheime handelsmissie gegaan, dan zou hij zijn bevindingen waarschijnlijk geheim hebben gehouden om Massalia’s mogelijke monopolie niet te ondermijnen. Maar Pytheas publiceerde zijn ontdekkingen, wat erop wijst dat hij zich in de eerste plaats zag als een wetenschapper die kennis wilde delen.
Uit fragmenten van zijn verloren werk en citaten bij latere auteurs kunnen we de contouren van Pytheas’ wereldbeeld vóór zijn vertrek enigszins reconstrueren. Hij wist in elk geval dat de aarde rond was (dat was in de vierde eeuw v.Chr. al breed geaccepteerd) en dat de bewoonde wereld (de oikoumene) slechts een deel van het aardoppervlak besloeg. Vermoedelijk had Pytheas via oudere Massaliotische zeelieden gehoord over eerdere expedities: zo was er de Massaliër Euthymenes die mogelijk langs West-Afrika gevaren was, en de Carthaagse ontdekkingsreiziger Himilco die de Atlantische kusten van Europa had verkend. Misschien had Pytheas als jongen zelfs meegevaren op een handelsreis richting het Iberische Gadir (Cádiz). Hij zou ook bekend zijn geweest met de gedetailleerde periploi (vaartbeschrijvingen) die Fenicische zeelieden hadden opgesteld van de kusten van Iberia. Maar inmiddels, tegen 325 v.Chr., maakten Carthaagse machthebbers die Atlantische route praktisch onbegaanbaar voor Grieken. Nieuwe wegen waren nodig, en Pytheas had een plan.
Op weg naar het Noorden.
In de vroege zomer – Pytheas vertrok waarschijnlijk rond midzomer om maximaal daglicht te hebben – begon hij aan zijn grote reis. Hij koos niet de riskante directe zeeroute door de Straat van Gibraltar, maar trok zeer waarschijnlijk eerst over land door Gallië richting het noordwesten. Archeologische vondsten suggereren een bestaande handelsroute: mogelijk voer Pytheas een stuk per boot oostwaarts langs de kust naar Narbo (Narbonne), trok toen de rivier de Aude op landinwaarts richting Carcassonne en Tolosa (Toulouse), en bereikte via de Garonne uiteindelijk Burdigala (Bordeaux) aan de Atlantische kust. Dit traject liep door het kernland van Keltische stammen (Keltika), maar Massalia onderhield daar al lange tijd vriendschappelijke handelscontacten. Zo vindt men vele archeologische resten van wijnamforae langsheen de handelsroutes langs de Aude en Garonne.
We kunnen ons voorstellen dat Pytheas, als begaafd (taal)geleerde, onderweg Keltische woorden oppikte – wellicht sprak hij al een mondje Gallisch, aangezien Keltische handelaars ook in Massalia actief waren. De reis door het Gallische binnenland moet op zich al een belevenis zijn geweest: dichte eiken- en beukenwouden, uitgestrekte rivieren, en overal tekenen van een onbekende cultuur. Maar Pytheas hield het doel voor ogen: de Oceaan bereiken.
Na wellicht enkele weken reizen bereikte hij Bordeaux, dat destijds al een handelsnederzetting was waar zee- en riviervaart elkaar ontmoetten. Hier zag Pytheas voor het eerst de uitlopers van de grote Atlantische Oceaan – dat machtige water waarover de Grieken tot dan toe slechts verhalen hadden gehoord. Hij kon waarschijnlijk mee op een zeeschip dat de kust van Armorica (Bretagne) volgde naar het noorden.
Deze etappe voerde langs de woeste westkust van Gallië. Pytheas passeerde mogelijk de landtong van Brittannië Minor (Bretagne) en noteerde de capriolen van de getijden, want langs de Atlantische kust zag hij iets ongekends: het zeepeil steeg en daalde hier dagelijks aanzienlijk, veel sterker dan in de betrekkelijk rustige Middellandse Zee. Uit latere fragmenten weten we dat Pytheas bijzonder geïnteresseerd was in dit fenomeen. Hij zou uiteindelijk de eerste zijn die de juiste verklaring ervoor opperde: het had volgens hem te maken met de cyclus van de maan. Maar voor het zover was, trok hij verder langs de kust, al metend en observerend.
Pytheas had zijn wetenschappelijke instrumentarium mee. Op verschillende punten langs de route zette hij zijn draagbare gnomon op om de zonshoogte te meten en zo de breedtegraad te bepalen. Eén van die meetpunten bevond zich in het uiterste noordwesten van het vasteland, in het gebied Armorica (het huidige Bretagne). Pytheas noteerde hier een breedtegraad van 48°42’ N.B. – ruwweg ter hoogte van waar nu Roscoff en Lannion liggen aan de noordkust van Bretagne.
Dit detail, overgeleverd via Strabo, suggereert dat Pytheas inderdaad voet aan wal zette in Bretagne, want zulke precieze metingen verrichtte hij bij voorkeur op vasteland (een schommelend scheepsdek is daarvoor te onstabiel). De keuze voor deze plaats was strategisch: vanaf de noordkust van Bretagne keek Pytheas uit over de zeestraat richting Britannia. Hier lag voor hem de volgende grote etappe: de oversteek naar het eiland der Pretanni.
Aan het einde van deze eerste aflevering hebben we Pytheas op de drempel van een nieuwe wereld. In Aflevering 2 volgen we zijn avonturen in Britannia: hoe hij het tinland verkende, de getijden en hemellichamen bestudeerde, en kennismakingen deed met de lokale bevolking en hun gewoonten. En vervolgens verder, véél verder… ongelofelijk veel verder.