“Periplous” of “reisverslag”
Een reeks over geschiedenis, archeologie, pseudo-archeologie, bronnenonderzoek, mythologie, social media, politieke propaganda, conspiracies en gewoonweg nog meer geschiedenis...
Meer informatie over de reeks 'Periplous' en overzicht van de teksten
Bij het onderzoeken van de oudste geschiedenissen van de geografie en verkenningstochten ontmoette ik, onvermijdelijk, Hecataeus van Milete. Bij andere opzoekingen met betrekking tot de Bronze Age Societal Collapse ofwel Late Bronze Age collapse1 en het grotendeels verdwijnen van het schrift in het mediterrane gebied botste ik op hoe het Fenicische schrift een aanzet vormde voor de latere schriften die we nu ook nog kennen, en daarbij kwam ik deze man met de opmerkelijke naam Sanchuniathon tegen. Zo las ik 2 anekdotes over de oorsprong van de (Griekse) goden, die weliswaar uit verschillende tijdstippen stammen, maar wel gerelateerd lijken aan elkaar.
Hecataeus : Over de oorsprong van de goden…
De vroegste geschiedenis van de Griekse geografie loopt, voor zover ons overgeleverd, onder andere via Hecataeus van Milete2 (niet van Abdera) die ook wel De vader van de geografie genoemd werd. Hecataeus van Milete zag het levenslicht in, jawel, Milete, (nu Balat, Turkije) omstreeks ongeveer 550v. Chr. en hij leefde tot ongeveer 476v. Chr. Zijn werk is een onmiddellijke verderzetting van het werk van Anaximander die de eerste bekende wereldkaart maakte. Milete lag in de toenmalige satrapie3 Lydia4 en viel onder Perzische heerschappij. Hecataeus van Milete stamde af van een rijke familie en had de mogelijkheid om heel uitgebreid te reizen, onder andere binnen het uitgebreide Perzische Rijk, maar ook daarbuiten, waarna hij settelde in zijn geboortestad om zich daar aan onder andere zijn Περίοδος γῆς5 (Periodos Ges, "Reis om de wereld", een zogeheten “periplous”6) te wijden.
Op enkele geïsoleerde voorbeelden na zijn periploi manuscripten die vooral na Hecataeus in gebruik kwamen. In feite was een periplous zowat een reisgids voor zeevaarders met handige informatie over de steden die men ontmoette tijdens het varen langsheen de kusten, van haven naar haven. Men trof er informatie over de afstanden, de haven, de voorzieningen, de belangrijke gewoonten, de bewoners, de handel,...
Hecataeus’ Periodos Ges ging bovendien verder dan een periplous gebruikelijk (na hem) deed: men treft er ook omschrijvingen van landenstreken die men normaal niet tijdens een bootreis aantreft: hij omschrijft het land en de gebruiken der Scythen, Egyptenaren, Indiërs, Perzen,... Het is niet duidelijk in welke mate Hecataeus zich baseerde op eigen reizen en ervaringen, of toch ook vooral terugviel op reisverslagen van handelaars en soldaten en ook andere (oudere en verloren?) bronnen. Milete, waar hij woonachtig was en schreef, was in die tijd immers een heel belangrijk handelsknooppunt onder heerschappij van de Perzen, gelegen op de westelijke kust van Anatolië, toen gekend als Ionia.
Een ander ongebruikelijk en redelijk nieuw element toen was dat Hecataeus ook gebruik maakte van de de windstreken om de onderlinge ligging van steden aan te geven. Bij de Grieken waren de windstreken ook echt namen van winden. In de Griekse mythologie waren de Anemoi7 (Grieks: Ἄνεμοι (mv)) de geesten van de hevige stormwinden die aan een bepaalde wind of windrichting werd toegeschreven. De vier belangrijkste waren Boreas (de noordenwind), Notos (de zuidenwind), Euros (de oostenwind) en Zephyros (de westenwind). Daarnaast waren er nog vier minder belangrijke Anemoi, die van de tussenwindrichtingen. De Grieken kenden het kompas dat het noorden aanwijst (met behulp van een gemagnetiseerde naald) nog niet. Ze bepaalden de windrichtingen aan de hand van de winden en de zonnestanden. Zo konden ze aan de hand van de gnomon8 (een meetstaf) het moment bepalen waarop de schaduw van de zon die op de gnomon viel het kortste was. De richting die deze schaduw dan uitwijst, wijst pal noord. Van daaruit kan men de andere windrichtingen bepalen.
Aangezien Periodos Ges de lezer dus meer kennis bood was het werk niet enkel een periplous, maar vooral een uitgebreid manuscript over geografie, waarbij hij de klok volgend de kust in kaart brengt beginnend bij de Straat van Gibraltar en eindigend bij de Atlantische kust van Marokko, langs de kust van de Middellandse Zee en de Zwarte Zee. We treffen er informatie over de mensen en plaatsen die een reiziger ontmoet tijdens een kustreis tussen deze punten, evenals de inwoners van de verschillende eilanden in de Middellandse Zee, de Scythen, Perzië, India, Egypte en Nubië. Hecataeus was een van de eerste klassieke schrijvers die de Keltische en Illyrische volkeren vermeldde.
Hij staat bekend als de Vader van de Geografie omwille van zijn geschreven werken, maar daarnaast ook voor het verbeteren van de kaart van Anaximander. Ook pende hij, reeds vóór Herodotos, geschiedenissen neer, waardoor eigenlijk Hecataeus van Milete en niet Herodotos eigenlijk de titel “Vader van de geschiedschrijving” verdient.9
Naast Periodos Ges schreef Hecataeus ook een mythografisch10 werk: Γενεαλογίαι (Genealogiai). Dat werk is evenzeer verloren gegaan, we kennen een deel van de tekst via een 40-tal fragmenten die bewaard zijn gebleven bij andere schrijvers die hem citeren of parafraseren11.
Een van die fragmenten12 van Hecataeus’ Genelogiai is ons overgeleverd door de Vader van de geschiedschrijving13 Herodotos14 15, en het springt in het oog omdat het ons ook toont hoe men toen in de oudheid reeds naar mythologie begon te kijken. Ook in die tijd stond men blijkbaar nogal kritisch tegenover de mythen. Dat is dus niet iets nieuws van deze tijd. Ook toen was er het besef dat toen contemporaine zaken hun oorsprong kenden in een ver en mistig verleden.
In sommige Bronstijd-cultussen (zoals bv die uit het Egyptische Rijk) waren sporen terug te vinden van oudere “voorouder-cultussen”16. Men besefte dit blijkbaar wel, vanwaar de notie ontstond dat de goden eigenlijk de voorouders zijn uit een ver en legendarisch verleden. Zodoende was het in die tijd normaal dat Hecataeus dacht af te stammen van een god. Op een of andere manier was zowat iedereen toen een zoveelste-generatie-afstammeling van een god. Zo dacht Hecataeus van Milete een afstammeling te zijn van een god in de 16de generatie. Dat blijkt toch uit het volgende fragment van Herodotos over Hecataeus’ bezoek aan het heilige der heilige, het ἄδυτον17 (aduton), van een tempel in het Egyptische Thebe:
“Hecataeus de geschiedschrijver was eens in Thebe18, waar hij een stamboom voor zichzelf maakte die hem in de zestiende generatie van een god liet afstammen. Maar de priesters van Zeus deden met hem wat ze ook met mij deden (die mijn eigen afstamming niet had nagetrokken). Ze brachten me naar de grote binnenplaats van de tempel en lieten me daar houten figuren zien die ze telden bij het totaal dat ze al hadden gegeven, want elke hogepriester zet daar tijdens zijn leven een beeld van zichzelf neer; terwijl ze die aanwezen en telden, lieten de priesters me zien dat ieder zijn vader was opgevolgd; ze gingen de hele rij figuren af, terug naar de vroegste van die van de man die het laatst was gestorven. Toen Hecataeus dus zijn afstamming had getraceerd en beweerde dat zijn zestiende voorvader een god was, trokken ook de priesters een lijn van afstamming volgens de methode van hun telling; want zij lieten zich niet door hem overtuigen dat een mens van een god kon afstammen; Ze trokken de afstamming door de hele lijn van driehonderdvijfenveertig figuren, zonder deze in verband te brengen met een voorouderlijke god of held, maar verklaarden dat elke figuur een "Piromis" was, de zoon van een "Piromis"; in het Grieks iemand die in alle opzichten een goed mens is.”19
Een tastbare afstammingslijn van hogepriesters, vader op zoon, die tot wel 345 generaties terugging, terwijl Hecataeus van Milete nog dacht in termen van slechts 16 generaties!!
Voor de Egyptenaren illustreerde dit dat de mens niet afstamde van een god. Misschien botste Hecataeus van Milete toen eventjes heel hard met de afgrondelijke expansie van de tijd die hem voorafging. Kon hij dat mentaal bevatten? En waarschijnlijk wekte deze botsing met de uitgestrektheid van de veel oudere tijd, daar in die oude Egyptische tempel, bij Hecataeus inderdaad het besef dat de verhalen over (afstamming van) goden met een korreltje zout mochten genomen worden, dat mondelinge overlevering op z’n minst twijfelachtig was.
Sanchuniathon: de namen van de goden of fake news?
Een gelijkaardige visie op de oorsprong der goden vinden we bij Sanchuniathon de Berytiër20, een Fenicische21 auteur afkomstig van Berytus, heden Beirut, en die, gezien hij zijn werk opdroeg aan Koning Abibaal van Berytus die omstreeks de 10e eeuw v. Chr. regeerde, wellicht ook in die tijd leefde. Drie van zijn werken zijn bekend via een Griekse vertaling door Philo van Byblos22 (c. 64 – 141v. Chr.), die werd samengevat en fragmentair opgetekend werd door de christelijke bisschop Eusebius van Caesarea23 (ca. 260/265 - 339) in zijn Praeparatio Evangelica24. De originelen zijn, zoals wel vaker gebeurt met deze oude teksten, jammerlijk verloren gegaan…
Sanchuniathons geschriften betreffen de uitgebreidste voorhanden zijnde geschreven informatiebronnen over de Fenicische cultuur en religie. Wanneer Eusebius het over de oorsprong der goden heeft, lezen we dat volgens hem Sanchuniathon beweerde dat hij zijn werk gebaseerd zou hebben op
"verzamelingen van geheime geschriften van de Ammouneis25, ontdekt in de heiligdommen, heilige overleveringen ontcijferd uit mystieke inscripties op de pilaren die in de Fenicische tempel stonden”.26
Stel je dat voor, Sanchuniathon die vanuit Beirut naar het Egyptische Thebe reisde, en daar ook net als Hecataeus 500 jaar later, door Egyptische Ammouneis rondgeleid werd in de stokoude heiligdommen en op de zuilen daar mysterieuze inscripties zag hij afbeeldingen van goden staan en probeerde hij de Egyptische inscripties te ontcijferen. Zag hij daar toen verbanden met goden die ze bij hem in Beirut ook kenden? Toonden ze hem toen ook de beelden van de piromis?
Deze overleveringen zouden duidelijk gemaakt hebben dat de goden in oorsprong eigenlijk menselijke wezens waren en dat de Feniciërs de oorspronkelijke namen van hun koningen hadden genomen en die hadden toegepast op elementen van de kosmos. Ongeveer hetzelfde als Hecataeus volgens Herodotos meemaakte. Later echter zou deze eigenlijke oorsprong stiekem en opzettelijk verheimelijkt zijn geweest aan de hand van allegorieën en mythen waarbij ze natuurkrachten en de zon, maan en sterren aanbaden:
“…en toen hij het onderzoek had voltooid, legde hij de oorspronkelijke mythe en de allegorieën terzijde en voltooide zo zijn voorgestelde werk; totdat de priesters die in latere tijden volgden dit weer wilden wegmoffelen”.27
Dit zoeken naar een feitelijke oorsprong van goden en mythen valt te vergelijken met euhemerisme28.
Bijzonder aan deze vermelding van deze ‘geheime geschriften’ is dat het een van de oudere vormen van fake news met een propaganda-doel betrof: gezien de euhemerische benadering z’n oorsprong vond in de 4de eeuw v. Chr., is het weinig aannemelijk dat Sanchuniathon dit nog eens 6 eeuwen eerder neerpende. Critici menen hierdoor dat het hier een pseudo-epigrafie29 betreft. Pseudo-epigrafieën zijn, zo lezen we, ten onrechte toegeschreven werken. Het gaat hierbij om teksten waarvan de geclaimde auteur niet de echte auteur blijkt te zijn, of een werk waarvan de echte auteur het aan een figuur uit het verleden heeft toegeschreven, eventueel om het zo meer gewicht of geloofwaardigheid te geven. Vermoedelijk deed Philo van Byblos dit om zijn eigen stellingen meer gewicht te geven door te verwijzen naar Sanchuniathon “die met eigen zijn ogen als het ware de mystieke inscripties op zuilen zag en ontcijferde,… waarheden die naderhand verdonkeremaand" werden.”. En vervolgens speelde Eusebius dit uit om de heidense religies in diskrediet te brengen, want ja, ze geloofden in valse afgoden, en alleen het Christendom aanbad de echte god…
In één van Sanchuniathons drie werken, de genealogie en geschiedenis van verschillende semitische goden die in de Levant verafgood werden, ontmoeten we goden wier gelijke of gelijkaardige namen we later ook bij de Grieken zullen aantreffen: Ouranos, Zeus, Kronos. Hij wijst ook op goden die (vaak ook fonetisch omgezet werden in een Grieks klankbeeld) een equivalent hebben in het Griekse Pantheon (bv: de oppergod, de god van de dood, de moedergodin, de zoon).
De hypothese dat de Grieken hun goden overnamen van de Egyptenaren berust waarschijnlijk op de Interpretatio Graeca30, een veelvuldig voorkomend assimilatieproces waarbij gelijkenissen met iets dat de Grieken bekend was ervoor zorgden dat het dezelfde Griekse naam kreeg. Zo ook met de goden: vreemde goden met Griekse trekken werden overgenomen en kregen een Griekse naam terwijl de oorspronkelijke aanbidders gewoon dezelfde naam konden blijven gebruiken, zoals bij het syncretisme31. Dat maakte de relatie met andere volkeren makkelijker, en dus ook de handelsrelaties.
Evenzeer interessant in verband hiermee is het volgende: er bestond ook in deze oude tijden reeds discussie over de oorsprong van de namen van de Griekse Goden. Zo stelt Herodotos het volgende:
“Vroeger riepende Pelasgen32 bij al hun offers goden aan (dat weet ik, want dat is mij in Dodona verteld) zonder iemand een naam of een benaming te geven, want daar hadden zij nog nooit van gehoord. Zij noemden hen goden omdat alle dingen en de juiste toewijzing daarvan door hen in orde werden gebracht. Toen, na een lange tijd, leerden ze eerst de namen van de rest van de goden, die tot hen kwamen uit Egypte, en, veel later, de naam van Dionysus; en op een gegeven moment vroegen ze het orakel in Dodona over de namen; want deze plaats van waarzeggerij wordt beschouwd als de oudste in Hellas, en in die tijd was het de enige. Toen de Pelasgen dus in Dodona vroegen of ze de namen moesten overnemen die uit vreemde delen waren gekomen, beval het orakel hen de namen te gebruiken. Vanaf die tijd gebruikten ze de namen van de goden in hun offers; en de Grieken kregen deze later van de Pelasgen.”33
Herodotos stelt dus dat hij in het oudste Griekse orakel, het Orakel van Dodona34, vernam dat daar (door Zeus) de opdracht gegeven werd deze Egyptische namen te gebruiken om hun “goddelijke entiteiten” mee te benoemen. Behalve dan Dionysos, die later werd toegevoegd35 en die ‘van elders’ komt36.
Een interessante tekst hierover is Herodotus and the Names of Egyptian Gods van Richmond Lattimore, waar we het volgende lezen:
“Het is vaak opgevallen dat Herodotus vreemde goden, en in het bijzonder Egyptische goden, met Griekse namen aanduidt. De algemene veronderstelling lijkt te zijn dat hij, als een goede Griek, in vreemde goden slechts de goden van zijn eigen land zag in andere gedaanten en genoemd met barbaarse namen en, dienovereenkomstig, dat hij deze identificaties zelf maakte.' Zeker, dit werd vaak gedaan door Griekse schrijvers en Herodotus was hiertoe in staat; maar zijn eigen verklaringen geven aanwijzingen dat zijn identificaties, in het geval van Egyptische goden, een andere bron hebben. Hijzelf vertelt ons, in wat zeer duidelijke taal lijkt te zijn, dat de meeste Griekse godennamen uit Egypte kwamen. (...) Meyer interpreteert dit inderdaad letterlijk en concludeert dat Herodotus in de meeste gevallen van zijn gidsen alleen de Griekse equivalenten van Egyptische godennamen hoorde, niet de Egyptische namen zelf. Diels neemt de passage ook letterlijk. Op deze zienswijze komen we nog terug; ik geloof dat deze correct is, maar het is niet de geaccepteerde zienswijze.”37
Verderop lezen we ook dat het misschien niet zozeer de naam op zich is die overgenomen werd, maar eerder het type persoon (denk aan de Jungiaanse archetypes38). De term die in het Grieks gebruikt wordt door Herodotos is ὄνομα, wat niet alleen naam betekent maar ook faam39. De naam waarmee men gekend is... We lezen aldus in hetzelfde artikel:
” In hetzelfde verband zegt professor Linforth dat "de gewone betekenis van het woord ook gebruikelijk genoeg is .... maar er is geen verwarring". Dat er wel verwarring is, wordt misschien duidelijker als we de laatste vertaling bekijken, die van P. E. Legrand. In verband met Herakles geeft hij ὄνομα weer met "personnage", met als argument dat Herakles geen Egyptische naam is..”
Zo, dit was even een klein zijspoor… De namen en de oorsprong van de Griekse goden blijken dus Egyptisch te zijn, en door dit foutief toe te schrijven aan Sanchuniathon kon de Christelijke auteur Eusebius fake news verspreiden over die “oude heidense godsdiensten” met hun “nepgoden”.
"Hecataeus" in Oxford Classical Dictionary 3rd. ed.; Oxford Univ Press 1999 pp.670-1 https://doi.org/10.1093/acrefore/9780199381135.013.2955
“Een ’satrapie’ was een oud-Perzische provincie bestuurd door een satraap. Deze bestuursvorm ontstond in het Perzische Rijk onder de Achaemeniden, maar werd ook later nog toegepast, zoals onder de Sassaniden en in andere rijken zoals die van Alexander de Grote en diens Helleense opvolgers, de diadochen.”
Bron: https://nl.wikipedia.org/wiki/Satrapie
Hecataei Milesii Fragmenta, Scylacis Caryandensis Periplus,
Dit woord is ook de titel van deze reeks. En wel hierom: een periplus of periplous is een handgeschreven document met een lijst van havens en oriëntatiepunten langs de kust, in volgorde en met ongeveer de tussenliggende afstanden, die de kapitein van een schip langs de kust kon verwachten. In die zin was de periplus een soort logboek en diende het hetzelfde doel als het latere Romeinse itinerarium van wegstops. De Griekse navigators voegden er echter verschillende aantekeningen aan toe die, als ze professionele geografen waren, zoals velen, deel uitmaakten van hun eigen toevoegingen aan de Griekse geografie. De vorm van de periplus is minstens zo oud als de vroegste Griekse geschiedschrijver, de Ioniër Hecataeus van Miletus. De werken van Herodotus en Thucydides bevatten passages die gebaseerd lijken te zijn geweest op peripli. (Bron: vertaald vanaf https://en.wikipedia.org/wiki/Periplus) Wat mij betreft is deze reeks evenzeer een soort logboek, een periplous, van de verschillende haltes waar ik passeer tijdens mijn opzoekingen.
Het meten van de schaduw van de zon met een meetstok of gnomon op het middaguur was een objectiverende methode die reproduceerbaar was en de mogelijkheid bood tot toetsbare speculatie. Zo ontdekte men via systematische observatie en registratie dat deze lengte varieerde naargelang het seizoen. Men ontdekte dat de lengte van deze schaduw varieerde doorheen de dag, en dat de lengte van de schaduw vanaf de eerste zon heel lang was en dan inkortte tot ze haar kortste lengte bereikt had op het middelste moment van de dag (=periode zonlicht vanaf zonsopgang tot zonsondergang), het midden van de dag of middag, om daarna weer te lengen tot zonsondergang. Men ontdekte ook dat op de middag, wanneer de schaduw op haar kortst was, de schaduw in de richtig van het noorden viel. De richting pal daartegenover was dus het zuiden. Aldus kon men de windrichting en de middag bepalen. Aan de hand van trigonometrische berekeningen kon men de hoogte van de zon op het middaguur bepalen, en zo (aan de hand van tabellen) de latitude (plaats op de as tussen de evenaar en een pool)
https://web.archive.org/web/20160612075421/http:/mysite.du.edu/~jcalvert/astro/gnomon.htm
Lamberg- Karlovsky, C. C., & Sabloff, J. A. (1979). Ancient civilizations: Near east and Mesoamerica. Reading, PA: Benjamin-Cummings Publishing Co., Subs. of Addison Wesley Longman, p. 5 https://books.google.com/books?id=KtEjAQAAIAAJ&pg=PA5
Eveneens opgenomen in de Hecataei Milesii Fragmenta
We lezen in Cicero: “Qvintus: Intellego te, frater, alias in historia leges observandas putare, alias in poemate. Marcus Quippe cum in illa ad veritatem, Quinte, (quaeque) referantur, in hoc ad delectationem pleraque; quamquam et apud Herodotum patrem historiae et apud Theopompum sunt innumerabiles fabulae.” (eigen vertaling: “'Ik begrijp het, broeder,' zei Quintus, "waarvan jij denkt dat er één stel regels zou moeten zijn in de geschiedenis en een ander in poëzie." 'Ja,' beaamde Marcus, 'want in de geschiedenis is alles is bedoeld om naar de waarheid te leiden maar in de poëzie is veel bedoeld voor plezier, hoewel er zowel bij Herodotos, de vader van de geschiedenis, als bij Theopompus ontelbare fabels voorkomen”) In: Cicero, Marcus Tullius (rond 52v. Chr.), De Legibus, Liber I, pars 5. Uitgave: Ex Office Mich. Vascosani, 1554 , p6 https://books.google.be/books?id=QTQ8AAAAcAAJ&pg=PA6
Herodotos wordt dan wel “de vader van de geschiedschrijving” genoemd, toch waren er natuurlijk reeds veel eerdere auteurs die geschiedenissen optekenden, zoals bijvoorbeeld Hecataeus van Milete.
Voorouderverering is een systeem van rituelen en aanroeping van overleden verwanten. Voorouderverering is gebaseerd op de overtuiging dat de geesten van de doden in de natuurlijke wereld blijven bestaan en de bevoegdheid hebben om het lot van het leven te beïnvloeden. Bron: https://nl.wikipedia.org/wiki/Voorouderverering
Adyton (Oudgrieks: ἄδυτον / ádyton - « het ontoegankelijke »; Latijn: adytum) is het ontoegankelijke allerheiligste van de naos van een Oud-Griekse tempel (of de cella van een Romeinse tempel). Het was vaak gereserveerd voor specifiek religieuze functies. Het ging hierbij vaak om een kleine ruimte achter in de naos, of ingevoegd in de naos, maar het kon ook een ondergrondse (men spreekt dan ook wel van een crypte) of op een podium verheven ruimte zijn. https://nl.wikipedia.org/wiki/Adyton
Het Egyptische Thebe, niet het Thebe van Oedipus in Griekenland. https://en.wikipedia.org/wiki/Thebes,_Egypt
Herodotos, Historiai, 2.143 http://data.perseus.org/citations/urn:cts:greekLit:
tlg0016.tlg001.perseus-eng1:2.143 eigen vertaling
De Feniciërs waren een volk dat omstreeks 2500 vc–64vc de Levant bevolkte, voornamelijk de regio Libanon. Het was een zeevaardersvolk dat kolonies had langsheen de zuidelijke kusten van het mediterrane gebied.
Eusebius of Caesarea: Praeparatio Evangelica (Preparation for the Gospel). Tr. E.H. Gifford (1903). Eusebius is aangevangen met het schrijven in 313n. Chr. https://www.tertullian.org/fathers/index.htm#Praeparatio_Evangelica_(The_Preparation_of_the_Gospel)
Priesters van de Egyptische god Amon.
Eusebius of Caesarea: Praeparatio Evangelica, Book 1, ch IX https://www.tertullian.org/fathers/index.htm#Praeparatio_Evangelica_(The_Preparation_of_the_Gospel)
ibidem
Euhemerisme is een benadering van de interpretatie van mythologie waarbij wordt aangenomen dat mythologische verhalen afkomstig zijn van echte historische gebeurtenissen of personages. Het euhemerisme veronderstelt dat historische verslagen mythen worden, omdat ze bij het navertellen worden overdreven, waarbij uitwerkingen en wijzigingen worden opgestapeld die de culturele mores weerspiegelen. Goden die in mythen voorkomen, waren oorspronkelijk (opmerkelijke) mensen. Het is genoemd naar de Griekse mythograaf Euhemerus, die eind 4e eeuw voor Christus leefde. https://nl.wikipedia.org/wiki/Euhemerus
Interpretatio Graeca: de tendens om andere culturen te omschrijven in Griekse termen in een poging ze begrijpbaar te maken voor de Grieken. Zo deed men op het vlak van de goden van andere volkeren aan een vorm van syncretisme
https://en.wikipedia.org/wiki/Interpretatio_graeca en ook:
Tomasz, Giaro; Graf, Fritz (2004). Interpretatio. In Cancik, Hubert; Schneider, Helmuth (eds.). Brill’s New Pauly. Vol. 5 (Equ-Has). Leiden: Brill.
De inwoners van Griekenland voor de Grieken er kwamen. https://en.wikipedia.org/wiki/Pelasgians
Herodotos, Historiai, 2.52 eigen vertaling https://penelope.uchicago.edu/Thayer/E/Roman/Texts/Herodotus/2A*.html
“Among the Greeks, Heracles, Dionysus, and Pan are held to be the youngest of the gods. But in Egypt Pan is the most ancient of these and is one of the eight gods who are said to be the first of all, Heracles belongs to the second dynasty (that of the socalled twelve gods), and Dionysus to the third, which came after the twelve.” Herodotos, Historiai, ii,145 , https://penelope.uchicago.edu/Thayer/E/Roman/
Texts/Herodotus/2B*.html
Dionysus is in de Griekse mythologie een god van die van elders afkomstig is, een ‘vreemde’ god, en hij is geboren in Nysa; en hoewel de exacte locatie moeilijk te bepalen is, ligt deze steevast ver weg in het oosten of in het zuiden. De meeste verhalen zeggen dat hij in Thracië is geboren, naar het buitenland heeft gereisd en als buitenlander in Griekenland is aangekomen. Dionysos zelf zegt, zo lezen we in Bacchae van Euripedes, overal elders geweest te zijn, voor hij in Griekenland aankwam: “I was in Phrygia before I came here, and Lydia, where the earth flows gold. I passed the broiling plains of Persia, and Bactria’s walled towns. The Medes then, their freezing winters, then opulent Arabia and down along the bitter, salt-sea coasts of Asia” uit Euripides. The Tragedies of Euripides, translated by T. A. Buckley. Bacchae. London. Henry G. Bohn. 1850. http://data.perseus.org/citations/urn:cts:greekLit:tlg0006.tlg017.perseus-eng1:1-42. Zijn attribuut van "vreemdheid" als een aankomende buitenstaander-god kan inherent en essentieel zijn voor zijn cultussen, aangezien hij een god van openbaringen is, ook wel "de god die komt" genoemd. Zie: Taylor-Perry, R. (2003). The god who comes, Dionysian mysteries revisited. New York, NY: Algora Publishing, p5. https://books.google.be/books?
id=GuXf62VU2CoC en Daniélou Alain (1992) Gods of Love and Ecstasy. The Tradit
Richmond Lattimore (1939). Herodotus and the Names of Egyptian Gods. Classical Philology, 34(4), 357–365. https://doi.org/10.1086/362289 eigen vertaling.