“Periplous” of “reisverslag”
Een reeks over geschiedenis, archeologie, pseudo-archeologie, bronnenonderzoek, mythologie, social media, politieke propaganda, conspiracies en gewoonweg nog meer geschiedenis...
Meer informatie over de reeks 'Periplous' en overzicht van de teksten
Cassiteriden: van Sanskriet tot Cornwall – het woord voor tin en de verdwijnende eilanden
Tin is geen edelmetaal. Het schittert niet zoals goud of zilver, het breekt vrij makkelijk, en het is zelden puur te vinden. En toch was het essentieel. Want tin was de partner van koper – en samen maakten ze brons. Zonder tin geen bronstijd. En zonder bronstijd geen zwaarden, geen bijlen, geen spiegels of naalden. De zoektocht naar tin bracht mensen ver van huis. En de kennis over waar dat metaal vandaan kwam, werd omgeven door stiltes, halve waarheden en geografische misverstanden.
Een van de hardnekkigste daarvan is de notie van de Cassiteriden – een reeks eilanden, ergens in het westen, waarvan werd gezegd dat ze rijk waren aan tin. Maar wie probeert uit te zoeken waar die eilanden precies lagen, of waar de naam vandaan komt, botst op een kluwen van vermoedens, taalsporen en verouderde kaarten.
Hieronder een poging tot ontrafeling. Niet om een sluitend antwoord te geven – maar om te tonen hoe onzekerheden zelf geschiedenis schrijven.
Kassíteros: het woord vóór de plek
Het Griekse woord kassíteros (κασσίτερος) komt al voor bij Homeros – bijvoorbeeld in Ilias 11.25, als deel van een reeks metalen: goud, zilver, brons, ijzer, tin. Een vanzelfsprekend onderdeel van het wapentuig van helden. Homeros zegt niets over herkomst. Tin is er gewoon – als metaal, als materiaal, zonder verhaal.
De etymologie ervan is onduidelijk. Kassíteros is een woord zonder duidelijke Indo-Europese familie. Sommige auteurs hebben een verband gezocht met het Sanskriet kasthira, maar dat lijkt eerder een latere, misschien zelfs teruggeleende vorm. In het Arabisch bestaat qasdīr (قصدير) voor tin; in het Akkadisch kasduru; ook in Hebreeuwse en Berberse dialecten duiken verwante klanken op. Veel wijst erop dat het woord eerder via handelscontacten uit het oosten – misschien uit een Semitisch dialect – in het Grieks terechtkwam. In elk geval: kassíteros lijkt een geleend woord, niet een intern gegroeid begrip. Een echo van verre netwerken.
De Romeinen gebruikten het woord stannum, dat geen verwantschap vertoont met kassíteros. In Germaanse talen evolueert de klankreeks dan weer naar tinam of zinam – wat opnieuw op een andere wortel wijst. We hebben dus geen éénduidige taalkundige lijn. Alleen parallelle overnames, verspreid over taalgrenzen en eeuwen.
Herodotos, Homerus en het ontbreken van kennis
Waar Homerus sprak over tin zonder herkomst, was Herodotos explicieter over zijn eigen onwetendheid. In boek III van zijn Historiën zegt hij: “Waar tin vandaan komt weet ik niet. En de Cassiteriden, waar men zegt dat het gevonden wordt, heb ik nooit gezien.” Een zeldzaam moment van intellectuele terughoudendheid. Hij neemt de naam over, maar markeert hem als ongeverifieerd.
Diodorus Siculus, die schreef in de 1e eeuw v.C., is minder voorzichtig. In boek V (22–23) beschrijft hij hoe Britten tin uit de bodem halen, smelten en transporteren naar een eiland dat Ictis heet – bereikbaar bij eb. Maar hij noemt de term Cassiteriden nergens. Ook Pytheas, wiens verslag we enkel via anderen kennen, gebruikt het woord niet.
Strabo, Plinius, Posidonius – tussen verslag en verdichting
Strabo noemt de Cassiteriden wél, maar sceptisch. Hij vermoedt dat de naam vooral diende om handelsroutes te verbergen. Plinius noemt tin “wit lood” en situeert e oorsprong op eilanden in de Atlantische Oceaan, maar het klinkt eerder als een samenvatting van geruchten dan als een waarneming. Beide schrijvers baseren zich deels op Posidonius, de Stoïsche geograaf uit de 1e eeuw v.C., die zelf naar de Atlantische kusten reisde maar wiens oorspronkelijke teksten, net als die van Pytheas, verloren zijn.
Wat zich aftekent is een patroon: de Cassiteriden werden gebruikt als aanduiding van een omweg en een onbekende oorsprong. Tin kwam via Feniciërs, Iberiërs en Galliërs naar de Mediterrane wereld, maar de precieze bron bleef onduidelijk – deels uit onwetendheid, deels bewust. En in de afwezigheid van duidelijke informatie wordt een eilandgroep geprojecteerd op de westelijke rand van de kaart. Een label voor wat men niet wilde of kon benoemen.
Oestrymniden en Penestin: de kust als archipel
In de vierde eeuw na Christus introduceert Rufius Festus Avienus in zijn Ora Maritima een alternatieve reeks eilanden: de Oestrymniden. Ook hier is de locatie vaag: “tegenover Armorica”, dus vermoedelijk ergens voor de kust van Bretagne. Avienus zou zich baseren op oudere Fenicische of Carthageense gegevens. Fridtjof Nansen, de poolreiziger en oceanograaf die ook onderzoek deed hiernaar suggereert dat delen van de Bretonse kust, zoals de Golf van Morbihan of de omgeving van Penestin, voor zuiderlingen als een eilandenrijk konden overkomen – zeker als men weinig onderscheid maakte tussen riviermondingen, rotseilanden en getijdenzones. Hij merkt ook op dat “tin” al vanouds in de naam van deze plaatsnaam en z’n oudere varianten voorkomt.
De Oestrymniden zijn dus misschien geen andere eilanden dan de Cassiteriden – maar een andere naam, voortgekomen uit een andere oriëntatie. En tegelijk even ongrijpbaar.
Wat Pytheas wél beschrijft: Ictis/Iktin, Belerion en een kar met tin
Wie de verslagen van Pytheas herleidt tot hun essentie, merkt dat hij zich juist ver van mythes hield. Hij sprak over plaatsen die herkenbaar zijn: Belerion, vermoedelijk Cornwall; het eiland Ictis, vaak geïdentificeerd als St. Michael’s Mount. Hij beschrijft hoe tin werd gesmolten, in blokken gegoten, naar Ictis gebracht bij eb, en daar opgekocht door handelaars. Vervolgens werd het per kar naar de Rhône vervoerd. Alles in detail – zonder exotisme. Er zijn meerder kandidaten voor de locatie van Iktin (zoals Ictis ook wel geheten werd): https://nl.m.wikipedia.org/wiki/Ictis
Pytheas gebruikte geen termen als Cassiteriden of Oestrymniden. Hij had geen eilanden nodig. Hij keek, vroeg, noteerde.
Wat verdwijnt als je het durft benoemen
De Cassiteriden zijn geen geografisch feit. Ze zijn een symptoom van indirecte handel, gesloten netwerken en talige verwarring. Ze bestonden zolang men ze niet onderzocht – en verdwenen zodra iemand, zoals Pytheas, zich de moeite getroostte om gewoon te gaan kijken.
Het woord kassíteros is wellicht ouder dan de plaats die men ermee trachtte aan te duiden. En de naam van de vermoedde eilanden is misschien niet meer dan een echo van dat woord.
Wie vandaag naar tin zoekt, kijkt naar geologie. Maar wie zoekt naar de Cassiteriden, vindt vooral de sporen van vergeten vragen.